‹ Maak vrienden uit de Mammon (Luk 16:9)De sprinkhaan (Ex 10) ›
Levend Water (Joh 4:1-30)
Gepubliceerd op 13-11-2005

Iedereen uit het oude Israel denkt bij "levend water" aan natuurlijke bronnen, aan beken en rivieren. Dit in tegenstelling met water wat men uit putten, waterbakken of cisternen haalde, waar in de regenperioden het water in werd verzameld om in droge tijden niet verlegen te zitten. Dat water uit putten of regenwater was dikwijls vervuild en verre van gezond. Dat water was een bron voor allerlei ziektekiemen. Achterin mijn tuin heb ik een kleine vijver, gemaakt van een oud wijnvat en in de loop der tijd kon je zien dat insecten, als muggen hun broedsel in dit water deponeerden en dat binnen de kortste keren het water krioelde wat allerlei ongedierte. Het was dan ook niet verwonderlijk dat onze huisdieren, dit water niet dronken en liever de voorkeur gaven aan het iedere dag ververste water uit de kraan in hun bak.

En zo was het ook in Israel, iedereen prefereerde dan ook het levende water, als men het voor het zeggen had. In de geschiedenis van Jezus en de Samaritaanse vrouw in Joh. 4 lezen we dan ook dat de put bij Sichar, gegraven door Jakob, goed water had. De vrouw wist dat uit ervaring. Ondergrondse wateraderen voeren het water van hoger gelegen plaatsen hier naar toe. Het is niet vuil en verontreinigd, maar heerlijk koel, zelfs op de heetste zomerdag, want de put is diep; bijna dertig meter, zoals men nu nog kan constateren. Het is met levend water uit een natuurlijke bron op een lijn te stellen.

Het is dan ook niet vreemd dat Jezus dit voorbeeld gebruikte en zei: "u zou M!j om water hebben gevraagd en Ik zou u levend water hebben gegeven." (vs 10) en iets verder: "Wie van het water uit deze put drinkt, krijgt weer dorst. Maar wie van het water drinkt dat Ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Dat water zal in hem als een fontein worden, waaruit eeuwig leven voortkomt." (vs 13,14) Als Jezus later in Jeruzalem is haalt Hij dit beeld weer aan: "Als u dorst hebt, kom dan bij Mij om te drinken. Er staat geschreven dat stromen van levend water uit uw binnenste zullen komen als u in Mij gelooft." (Joh. 7:38,39), hierbij verwijzend naar de vele uitnodigingen die in het Oude Testament staan beschreven (Jes 12:3; 55:1).

Christus spreekt hier niet over het gewone water, H2O, maar "over de Geest Die gegeven zou worden aan de mensen die in Hem geloofden." (Joh 7:39) Als we dan denken aan de belofte in Jesaja 58:11:: "En de HERE zal u onophoudelijk leiden, in uw behoeften voorzien met goede dingen en u gezond houden; dan zult u lijken op een tuin met voldoende water, een altijd opborrelende bron" en de uitnodiging in Openbaring 22:17 "De Geest en de bruid zeggen: "Kom." En wie dat hoort, moet ook zeggen: "Kom." Wie dorst heeft, mag voor niets het levenswater komen drinken, als hij dat wil." dan zie we dat God onze dorst wil lessen en dan niet een klein beetje maar "Ik zal u meer dan voldoende water geven voor uw dorstige land en uitgedroogde grond. En Ik zal mijn Geest en mijn zegeningen over uw kinderen uitgieten." (Jes 44:3).

We krijgen zoveel, dat we dit Levend Water mogen, ja zelfs moeten, doorgeven pas dan worden we gezegend. "Kom, gezegende kinderen van mijn Vader. U mag het Koninkrijk binnengaan, dat van het begin van de wereld af voor u bestemd is. Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven..." (Mat 25:34, 35)

Als we dit Levend Water oppotten, opslaan in putten, waterbakken of cisternen dan wordt het stilstaand water, wordt het vervuild, vol met (geestelijke) ziektekiemen. Vandaar dat in Jeremia 2:13 staat: "Want mijn volk heeft zich schuldig gemaakt aan twee zonden: het heeft Mij, de bron van levend water, verlaten en maakte voor zichzelf gebroken bakken, die geen druppel water kunnen vasthouden!"


Tags: Johannes, Uncategorized

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs