‹ MuizenissenSter van Bethlehem: αστηρ ›
Zalving als eerbewijs
Gepubliceerd op 19-12-2005

Besloten we de vorige keer onze woordstudie met de opmerking dat zalving voor de vastende een vreugdevolle en feestelijke aangelegenheid is voor de anderen en voor de vastende zelf. Deze keer gaan we kijken, hoe zalving in het NT werd gebruikt als eerbewijs, het woord αλειφο in deze context komen we in de volgende passage's tegen:

In het Oude Testament ziet men dat koningen (1 Sam 10:1; 1 Kon 1:39, 45; 19:16; 2 Kon 9:6; 11:2), priesters (Ex 28:41; 29:7; 30:30; 40:13-15; Lev 4:3; 8:12, 30; 16:32; 21:10). en profeten (1 Kon 19:16; 1 Kr 16:22; Ps 105:15; Jes 61:1) werden gezalfd (zij het in de functie van een ambt (cf. χριω). Later zien we dit gebruikt terug in de seculiere en apocriefe bronnen als eerbetoon tegenover een gast of een persoon.

In het NT zien we de zalving in eerste instantie als een profetische handeling. Maria had in de zalving van Jezus het eerbetoon in diepere zin gegeven: Zij had daarmee het graf ingaande lichaam van Jezus gezalfd. Deze zalving tot eerbetoon is een proleptische dodenzalving aan de Gekruizigde geweest. In Markus 16:1 is van een zalving van het lichaam sprake. Deze vorm van balseming, is in het gehele oude Midden Oosten een bekend verschijnsel en had tot doel om te voorkomen dat het lichaam zou gaan rotten.

Een volgende keer zullen we een ander aspect van αλειφο behandelen: de ziekenzalving.


Tags: Uncategorized

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

TuinTuin