‹ Pasen, Op welke dag!Asher ›
Simeon (Gen 29:32)
Gepubliceerd op 31-01-2006

Enige tijd geleden schreven we over de machtsstrijd tussen Lea en Rachel en de verschillende zonen die geboren werden. Eén van de zonen van Lea was Simeon שִׁמְעוֹן "God hoort" (zie de omschrijving in Genesis 29:32).

Simeon is de tweede zoon van Jakob bij Lea (Gen 29:33), vader van een van de 12 stammen van Israel. Hij en zijn broer Levi, wreekten zich op de bewoners van Sichem nadat een prins van deze hun zuster Dina had verkracht (Gen 34: 1-31). Hierdoor kwam de familie van Jakob in een slecht daglicht te staan bij de omringende buren (Gen 34: 30). Uit Jakob's testament (Gen 49:5-7) blijkt dat na al die jaren hij nog steeds Simeon en Levi als gewelddadige en onrechtvaardige mannen ziet. En in plaats van een zegen vervloekt hij hen, door te zeggen, dat hun nakomelingen over het gehele land verspreid zullen worden. Dit gebeurd dan ook later, zoals we zullen zien.

Simeon was ook de (half)broer die Jozef in gijzeling hield tot Benjamin bij hem gebracht zou worden in Egypte. (Gen 42: 24). Waarschijnlijk werd hij vastgehouden ipv. zijn oudere broer Ruben, om te voorkomen dat er een machtstrijd zou ontbranden om het leiderschap. Verder wasSimeon getrouwd met minstens twee vrouwen, waarvan een een Kanaanitische was (Gen. 46:10), hij had 6 zonen toen hij verhuisde naar Egypte.

Uit deze zonen is de stam Simeon ontstaan, tijdens de 40-jarige tocht door de woestijn, decimeerde het aantal met 50% (Num. 1: 22 aantal mannen 59.300, Num. 26:14 nog maar 22.200 mannen). Zie in dit verband ook Numeri 25: 14 waar Zimri een hoofd van de stam Simeon werd gedood door Pineas te Baal-Peor, omdat hij met een heidense Midianiet ging en daardoor afgoden ging vereren. Zij zijn de kleinste van alle stammen.

De stam kreeg in eerste instantie een gebied in het noordelijke deel van de Negeb (de tegenwoordige Gaza-strook), wat al eerder aan Juda was toegewezen (Jozua 19: 1-9). Het is niet duidelijk of ze ooit dit gebied ooit hebben bewoond, daar een paar honderd jaar later David de stad Ziklag kreeg van de filistijnse koning Achish (1 Sam 27: 6). Toch was de stam van belang voor deze zuidelijke gebieden, want er waren meer dan 7100 die zich aansloten bij David, dit is meer dan de stam Juda (6800; 1Kr. 12: 24-25).

Doordat de stam Simeon binnen de gebieden van de stam Juda woonde, gingen deze steeds meer op tot een stam. (Ri. 1:3; 17-19) Hun afwezigheid in de boeken van Samuel en Koningen is dan ook opvallend. In 1 Kronieken 4: 39-43 lezen we dat ze migreerden naar Edom en het land van Amalek. In 2 Kr. 15:9 en 34: 6 lijkt het erop dat ze worden vereenzelvigd met de gebieden van Efraim en Mannasse welke tot de noordelijke gebieden behoorden. Dit blijkt ook uit het feit dat ze niet tot het 2-stammenrijk ( Juda en Benjamin) behoorden, en dus tot het noordelijke 10-stammenrijk behoorden. Dus de zegen/vloek van Jakob is uitgekomen.

De laatste keer dat de stam wordt genoemd is in Openbaring 7: 7 waar zij met 12.000 dienaren behoren tot de 144.000 verzegelden. Een aanduiding dus dat het echt om Israel gaat en dat de kerk niet hun plaats heeft ingenomen.


Tags: Genesis, Personen

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

Hadderech