Aantekeningen bij de Bijbel
Vragen, overdenkingen en achtergronden over de Bijbel,
welke resulteren in allerlei aantekeningen.
Als vervolg op onze vorige blog, hierbij het commentaargedeelte welke wordt gegeven in de Studiebijbel OT bij het gedeelte van Deuteronomium 6:4-9. Voor verdere informatie over dit schitterende commentaar verwijs ik naar de website van de Studiebijbel, waar u ook het commentaar kan bestellen.
Hier begint de ontvouwing van het gebod dat in vers 1 genoemd is. Evenals in andere plechtige situaties klinkt hier de oproep tot horen en dus ook gehoorzamen (vgl. 4:1). De zes woorden in het Hebreeuws worden samen wel het Sjema genoemd en vormen de centrale geloofsbelijdenis in het Jodendom. Dit bijbelgedeelte wordt aan joodse kinderen geleerd zodra ze kunnen spreken. Het is de bedoeling dat een gelovige Jood dit woord – overeenkomstig vers 7 – tweemaal per dag reciteert: ’s morgens en ’s avonds. Ook bij het sterven wordt, zo mogelijk, dit Sjema uitgesproken. Zo worden de Joden onderwezen om de naam van God op hun lippen te hebben van hun vroegste jeugd tot het moment van sterven.1 De laatste letters van het eerste en het laatste woord zijn in de Hebreeuwse handschriften met extra grote letters geschreven.2 De vertaling is niet zo eenvoudig omdat een werkwoord ontbreekt en omdat het laatste woord op diverse manieren opgevat kan worden. 3 Vanuit de samenhang zal vooral de uniekheid bedoeld zijn: de HERE, de God van Israël, is de enige; daarom is Hij ‘onze God’ en daarom is er de opdracht Hem lief te hebben. De opdracht in vers 5 is zo een logische consequentie van de belijdenis in vers 4.4 De gevraagde exclusieve liefde is gemotiveerd door de bewezen genade van God. Bij ons, die het gezegde kennen ‘liefde laat zich niet dwingen’, kan de vraag rijzen hoe er een opdracht tot liefhebben gegeven kan worden. Bij de beantwoording van die vraag is het van belang te zien hoe Mozes in deze hoofdstukken een beroep doet op de ervaringen, met als doel dat de betoonde liefde van God wederliefde bij de Israëlieten oproept. Tevens gaat het hier niet om een liefde die louter een gevoel of emotie is, maar om een liefde die zich, net als in de ouder-kind relatie, uit in gehoorzaamheid, loyaliteit en eerbied.5 De genade van God gaat voorop en de keuze
van het hart van de Israëlieten openbaart zich in daden. Het liefhebben van de HERE dient te gebeuren met hart en ziel en met alle kracht.6 Jezus sluit zich hierbij aan en beroept zich op deze woorden om het hoofdgebod te omschrijven (Mat.22:37v.; Mar.12:28v.7; vgl. ook Luc.10:25vv.). Paulus lijkt ook aan te sluiten bij het Sjema als hij schrijft: ‘één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop van uw roeping, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen’ (Ef.4:4-6).
Noten:
- In navolging van rabbi Akiba probeert men het slotwoord zo lang te rekken dat het sterven gelijk valt met het uitspreken van het laatste woord ‘één’ (P. Lapide, 77v., S.Ph. de Vries, 261). Het belang van het Sjema blijkt ook uit Papyrus Nash, een liturgische tekst uit de 2e eeuw v.Chr., waar het direct volgt op de Tien Geboden.
- De ‘ayin in H¸mav en de dalet in 'exAd zijn - niet in de hier afgedrukte tekst, maar wel in de officiële gedrukte uitgaven - extra groot geschreven. De ‘ayin en de dalet vormen samen het Hebreeuwse woord vEd, dat ‘getuige’ betekent. Men heeft niet de eerste en de laatste letter genomen, de sjin en de dalet, want die letters samen zouden het woord HEd vormen, met de betekenis ‘afgod’ of ‘demon’.
- ‘JHWH (is) onze God, JHWH (is) één’. Het telwoord één kan opgevat worden als a) nummer één, een rang in een polytheïstische context; b) enig of uniek; c) eenvoudig of eenvormig; d) een eenling, alleenheid (zonder familie). De eerste betekenis kan niet van toepassing zijn binnen het monotheïsme (4:35,39; 7:9). Het telwoord kan de betekenis hebben van ‘enig’ of ‘alleen’, zie Joz.22:20; 2Sam.7:23; 1Kr.29:1; Job 23:13; 31:15; Hoogl.6:9 en Zach.14:9. Op deze manier (mogelijkheid b) kan de tekst niet gebruikt worden als argument tegen de Drie-eenheid in het christelijk geloof. Een ‘wezensuitspraak’ past niet in het verband en is ook geen argument voor de oproep in vs.5. Overigens kan 'exAd ook een collectieve eenheid aanduiden, bijv. in Gen.1:5;2:24; Num.13:23: een diversiteit binnen de eenheid. Zo hebben christelijke geleerden ruimte gevonden voor een trinitarisch monotheïsme in het Sjema, maar de eerder gegeven uitleg is eenvoudiger. JHWH als enige, zie 4:35,39 en 7:9. De tegenwerping dat eerder l¸baDDÙ gebruikt zou zijn, gaat niet op, omdat dit een bijwoord is en dat past niet in een nominale zin.
- De eerste letter van w¸'AhabTA vs.5 (waw) drukt de logische consequentie uit. Terecht heeft SV ‘Zo zult gij’ en NBV vertaalt ‘Heb daarom’, een samenhang die in NBG, GNB en WV achterwege wordt gelaten.
- Vgl. 4:37. Het begrip ‘liefhebben’ wordt in afgeleide zin ook in vazalverdragen gebruikt om de loyaliteit en gehoorzaamheid van de vazal ten opzichte van de soeverein aan te duiden.
- Het hart wordt beschouwd als de zetel van het verstand en de wil. ‘Ziel’ is geen afzonderlijk deel van de mens, maar is het meest persoonlijke zelf. Zie bij 4:29. m¸'Od kracht) is hier en in 2Kon.23:25 een zelfstandig naamwoord ter aanduiding van het fysieke vermogen van de mens: zijn daden en inspanningen. In Sir.7:30-31 wordt het woord uitgewerkt in de richting van bezit, rijkdom. Bij elkaar wordt de totale mens bedoeld, vgl. 18:13 ‘onberispelijk’.
- Voor christenen ligt de basis van de verlangde totale toewijding vooral in het volbrachte werk van Christus (bijv. Kol.3). Daarbij is het voor ons ook van belang te beseffen dat Paulus schreef: ‘Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben’ (Fil.3:12). Vgl. ook 2Pet.3:18 over het opgroeien in de genade en kennis van Christus.
Tags: Deuteronomium, Studiebijbel
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!
Mede mogelijk dankzij