‹ MOMENTUM, een nieuw tijdschriftGriekse grammatica ›
Jujube
Gepubliceerd op 24-10-2006

Toen zeiden al de bomen tot den doornenbos: Kom gij, wees koning over ons. En de doornenbos zeide tot de bomen: Indien gij mij in waarheid tot een koning over u zalft, zo komt, vertrouwt u onder mijn schaduw; maar indien niet, zo ga vuur uit den doornenbos, en vertere de cederen van den Libanon.

Richteren 9: 14-15


Sommigen zien in de doornenbos welke genoemd wordt in de fabel van de koning der bomen de Ziziphus spina-christi.

Deze fabel, door Jotham verteld op de berg Gerizim, toen hij hoorde dat de bevolking van Sichem en Millo Abimelech tot koning (de eerste koning in Israël) hadden gekroond, heeft een zeer ironische inhoud. Niet de olijfboom, vijgenboom of de druif (wijnstok), die de meest waardevolle producten (olie, vijgen en wijn) voort brachten van Israël en waarmee de edelen en nobelen van de bevolking werden bedoeld, wilden hun leiders zijn, dus vroegen ze het aan de prikkelige doornstruik, die nergens goed voor was, of die koning wilde zijn. Met deze doornstruik werd Abimelech bedoeld, die kort daar voren al zijn broers had vermoord. Hoe ironisch is de opmerking “vertrouwt u onder mijn schaduw” van deze doornstruik. De doornstruik heeft alleen maar doornen en is absoluut niet geschikt om onder te schuilen tegen de felle zon, het is dan ook een vergelijking met een waardeloos iemand van wie men alleen maar schade kan aanrichten. Dit blijkt dan ook uit de dreigrede daarna als men hem niet wil volgen, maar indien niet, zo ga vuur uit den doornenbos, en vertere de cederen van den Libanon. De doornstruik vat immers snel vlam (Ex. 22: 6) en zou op deze manier de ceder, de grootste en meest nobele boom, bedreigen.

Opgeslagen onder: Jujube


Tags: Flora, Jujube

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel