‹ Ster van Bethlehem: NGC2264Tractaat Sanhedrin ›
Kinderdoop
Gepubliceerd op 13-11-2006

Onder de christenen is een tweespalt als er wordt gesproken over de doop. Zo wordt in veel orthodoxe kerken de kinderdoop gepropagandeerd, terwijl de meer charismatische genootschappen de volwassendoop voorstaan. De discussies die er dan vaak zijn beperken zich vaak op het voor of tegen.

Zo zeggen de volwassendopers dat dit in de Bijbel staat en verwijzen naar de voor hun geschikte teksten, de kinderdopers verwijzen meestal naar dezelfde teksten EN komen met het argument aan dat de kinderdoop is gekomen in plaats van de besnijdenis. Zelden tot nooit wordt gekeken naar de oorsprong van de doop en de betekenis van deze.

Zo zien we dat de kinderdoop bij de oudvaders zelden wordt genoemd, pas in de 12e eeuw na Christus wordt door de kerk deze methode van dopen voorgeschreven. Daarvoor lijkt het erop dat alleen volwassenen worden gedoopt. Een uitzondering zouden die gevallen zijn waar gesproken wordt over “en zij lieten zich met hun gehele huis dopen”, waarbij dan naast de bedienden en ander personeel ook de kinderen mee bedoeld kunnen worden.

De vraag die we ons dan ook moeten stellen waar komt de kinderdoop dan vandaan. Nu blijkt dat deze vorm van doop in verschillende andere religies voorkomt, niet alleen bij de Egyptenaren en Babyloniërs wordt gesproken over een soort doopritueel bij kinderen, maar ook bij onze voorvaders de Germanen zien we dit terug. Zo komen we in de Edda de volgende passage tegen:

Zij baarde een zoon, bruin van huid;
zij doopten den knaap, noemden hem Knecht


Dit dopen was een vorm van besprenkelen, waarbij het kind ook een naam kreeg wat belangrijk was, want naamgeving betekende dat het nieuwe kind werd opgenomen in de familie. Zolang het kind geen naam had, maakte het geen deel uit van de familie of de stam en had het geen bestaansrecht. Was de familie zo arm dat ze het kind niet konden voeden, dan kon het zonder problemen te vondeling worden gelegd of gedood. Dit klinkt misschien wreed maar het werd in die tijd niet als moord beschouwd, want zolang de baby geen naam had, had het geen ziel en bestond het nog niet. Na het ontvangen van de naam, kreeg het kind de ziel (vaak van een eerder gestorvene, vandaar dat in bovengenoemde passage sprake is van noemden hem Knecht) , en was dit uit den boze. We lezen dit in een ander passage uit de Edda:


Dat ken ik ten dertiende,
als ik dopen zal met water
een kleinen knaap,
hij zal niet sneven
al komt hij in strijd,
hij zinkt niet terneer door een zwaard.


Zoals gesteld vernoemde men de kinderen naar hun voorouders, omdat men dacht ze hierin te herkennen, wij zouden tegenwoordig zeggen dat dit een vorm van reïncarnatie is, een ouder iemand sterft en wordt weer wedergeboren in het nieuwe lid van de familie. Dit proces van de ziel van de voorouder die overgaat in het nieuwe lid van de familie wordt in het Oud-Noors 'aptrborinn' ('wedergeboren') genoemd. Deze gewoonte, van vernoemen, komt ook tegenwoordig nog voor, verder zien we in veel voor- en/of achternamen het achtervoegsel “afstammeling van” -ing, -stra, - ga, -sma of “zoon van” -sz, -son, -zoon terug.

Toen het christendom zich begon te verspreiden, kwamen de zendelingen in contact met de verschillende heidense praktijken, die niet gemakkelijk overboord werden gezet. Bekend is het midwinterfeest waarvan verschillende aspecten zijn overgenomen in het kerstfeest (denk aan de kerstboom). Ook deze kinderdoop, die redelijk veel leek op de christelijke doop (wedergeboren), was een van deze praktijken die met een christelijk sausje werden overgenomen.


Opgeslagen onder: Doop


Tags: Kerkgeschiedenis
Gerelateerde onderwerpen: Kerkgeschiedenis

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

Hadderech