‹ Studiebijbel deel 3 is uitBarnevelds kerkleven ›
Joseph Klausner: Jesus of Nazareth, His life, times and teaching
Gepubliceerd op 13-12-2006

Enige tijd geleden heb ik het boek “Jesus of Nazareth, His life, times and teaching” (1925) van Joseph Klausner gelezen. Hieronder een uittreksel van de inhoud van dit boek:


De schrijver heeft er 15 jaar aangewerkt (1907-22) en stelde zich ten doel de hoogst mogelijke objectiviteit na te streven. Het ging hem niet om het gelijk van het jodendom of het christendom, maar alleen om de feiten. Hij verwachtte veel vijandige kritiek, zowel van joden als van christenen. Voor de christenen schrijft hij het het boek, daarom (oorspronkelijk) in het Hebreeuws.


Hij maakte een grondige studie van de bronnen, zowel de Hebreeuwse, Griekse als de Latijnse. Bij zijn bestudering van de Apostolische vaders, de apocriefe en canonieke geschriften geeft hij een uitstekend overzicht van de politieke, economische en religieuze toestanden en verhoudingen in het oude Israël. De evangelisten beschouwde hij als niet betrouwbaar, slechts propagandisten die elkaar bovendien nog eens tegenspraken. In tegenstelling tot Edersheim, die alles wat de Schrift over Jezus zegt in zijn boek vermeld, slaat Klausner zeer veel over. Hij verwijt Edersheim zijn conservatisme die hem alle legenden deed geloven, en zijn grenzeloze naïviteit, zodat zijn boek alle wetenschappelijke waarde zou missen.


Klausner ontkent bv. de maagdelijke geboorte van Jezus en de dood van Johannes de Doper door Herodes beschouwt hij als een legende. De discipelen waren onnozele, simpele zielen, die in Jezus een verlosser zagen, maar zich daarin vergisten. Jezus zelf geloofde ook dat Hij de beloofde messias was en meende dat de Joden hem als zodanig zouden uitroepen als Hij zich in Jeruzalem zou vertonen. Hij verbeelde zich bij Zijn doop de Heilige Geest te zien als een duif, maar dat kwam door het verblindende licht. De verzoeking wordt door Klausner gezien als metaforisch, cryptisch en een vorm van gelijkenis. Hij ontzegt daaraan elke realiteit. Het doen van wonderen was nodig om de aandacht te trekken: Elia en Elisa hadden wonderen gedaan, dus dat moest Jezus ook doen, maar dan vele malen groter. Wat de discipelen graag gezien hadden, verbeeldden ze zich werkelijk gebeurd te zijn. De zogenaamde zieken die Jezus genas waren zenuwpatiënten, hysterica en neurasthenici: er was dus geen sprake van bezeten zijn, dat verbeeldden ze zich. Wat de discipelen verder later vertelden als waar gebeurd berustte op hallucinaties, sterke verbeelding, voor hen bestond de gehele wereld uit wonderen. Jezus was een buitengewoon sterke suggestieve persoon, net als Mohammed en Napoleon. En als wij moderne lezers dat niet begrijpen, komt dat omdat de psychologen dat verschijnsel (nog) niet voldoende bestudeerd hebben.


Klausner ziet de wonderen als:

  1. Een gedroomde werkelijkheid, wat de discipelen hadden verwacht, vertelden ze later als echt gebeurd. Voorbeeld de tweede wonderbare spijziging, die er natuurlijk nooit geweest was en een imitatie was van Elisa's wonder.

  2. Wat de discipelen zeiden gezien te hebben, waren hallucinaties geweest, het waren onontwikkelde eenvoudige zielen met een sterke verbeeldingskracht, overigens onopzettelijke en onbewuste leugenaars.

  3. De storm op zee, die door Jezus bedaard werd, was een gewoon natuurverschijnsel en Jezus wandelend op het water, was een door de discipelen verbeeld spook (want ze waren zo moe geweest).

  4. De wonderen zouden gewoon verklaard kunnen worden: de doden waren in werkelijkheid mensen die flauw gevallen waren en later weer bij kwamen (het dochtertje van Jaïrus) last hadden van een stuip (de dochter van de Syro-Kanaänitische vrouw).

  5. De meeste, zo niet alle wonderen waren te verklaren als zenuwziekten, de zogenaamde blinden, doven, verlamden etc. De genezing van de bloedvloeiende vrouw berustte op autosuggestie, bovendien waren de meeste genezingen slechts tijdelijk.

Jezus dwong zijn discipelen dan ook om over deze wonderen te zwijgen, Jezus wist zelf dat het geen echte wonderen waren en wilde daarom niet al te veel in de publiciteit komen. Bovendien was Hij bang de aandacht te trekken van de overheid, die ook Johannes had vermoord. Dat was ook de reden dat de moeder en de broeders van Jezus hem terug wilden hebben in Kapernaum.


Jezus was populair bij het gewone volk, omdat Hij de te strenge wet (der Farizeeën) voor hen verlichtte. Hij stuurde zijn discipelen erop uit, omdat Hij zelf te moe werd en de vijandschap van de schriftgeleerden vreesde.


Verhalen als van de Romeinse centurion, de bezetene en de zwijnen waren volgens Klausner puur fantasie. Jezus wist niet dat de messias moest sterven en geloofde dat dus ook niet van zichzelf. Hij kan dus nooit hebben gezegd, dat Hij na drie dagen weer zou opstaan. Het kruis opnemen kan Hij ook nooit hebben gezegd en de tempelreiniging diende als een machtige manifestatie tegen de joodse overheid om het volk enthousiast te maken als Hij Jeruzalem zou binnenkomen. Toen Christus werd gekruisigd, kwam dat ook voor Hem onverwacht, vandaar het kruiswoord: waarom hebt U mij verlaten? Judas was dan ook geen verrader, maar was een van de weinigen die Jezus doorzag als een bedrieger en wilde daarom zijn volk een dienst bewijzen.


Conclusie: niet lezen


Tags: Recensie

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs