‹ Liddell-Scott Lexicon DownloadsOlijfberg ›
fabel van Jotham
Gepubliceerd op 23-04-2007

In het verleden heb ik reeds een keer geschreven dat de Jujube zeer waarschijnlijk werd gebruikt voor de doornenkroon van Christus en dat het de doornstruik was welke in de fabel van Jotham werd genoemd.

Sindsdien heb ik me afgevraagd waarom in deze fabel drie belangrijke bomen worden genoemd om vervolgens met een waardeloze struik te eindigen. Ik schreef toen: Hoe ironisch is de opmerking “vertrouwt u onder mijn schaduw” van deze doornstruik. De doornstruik heeft alleen maar doornen en is absoluut niet geschikt om onder te schuilen tegen de felle zon, het is dan ook een vergelijking met een waardeloos iemand van wie men alleen maar schade kan aanrichten.

De jujube heeft nl. wel doornen maar is niet direct een doornstruik te noemen, sterker nog het is goed toeven in de schaduw van een jujube. Bovendien komt de vergelijking met Abimelech niet geheel tot uiting. Na wat meer over de Jujube gelezen te hebben, lijkt de volgende correctie op zijn plaats.

De jujube is een boom die net als de andere genoemde bomen in de fabel vruchten draagt, alleen zijn ze niet zo lekker als die van de anderen. Daarnaast kan deze boom zo groot worden dat het zelfs schaduw kan geven aan de andere bomen. Echter de boom heeft ook een keerzijde, die zeer goed overeenkomt met de positie van Abimelech: door zijn uitgebreide wortel stelsel duld het geen andere bomen in buurt. En zo was het ook met Abimelech die geen andere medeheersers als Gaäl naast zich duldde. En zoals door het uitgebreide wortelstelsel van de jujube de andere bomen uitsterven, zo ook met Abimelech "Hij doodde er iedereen, maakte de stad met de grond gelijk en bestrooide de resten met zout." (Richt 9:45)

En dan komt de tweede vergelijking, wil je toch andere bomen en planten kweken dan is er maar een mogelijkheid, de boom omhakken en verbranden. En dat is wat Jotham zegt “Als u mij werkelijk tot uw koning wilt zalven, kom dan maar hier, in mijn schaduw is het goed toeven. Maar zo niet, dan zal er uit mijn takken een vuur komen dat de ceders van de Libanon zal verteren.” (Richt 9:15) De jujube brand zeer fel en komt vooral voor aan de voet van het Golan gebergte en de mogelijkheid is dan ook zeer reëel dat zo'n brand overslaat naar andere bomen in de omgeving zodat zelfs de ceders, die daar groeien, in brand kunnen vliegen.

Het is dan ook zeer opmerkelijk dat aan het einde van de geschiedenis van Abimelech eindigt met een brand, "Daar kapte hij met zijn bijl wat kreupelhout, legde de takken op zijn schouder en gaf zijn soldaten bevel vlug zijn voorbeeld te volgen. Ook de soldaten kapten allemaal een bos takken en volgden Abimelech terug naar beneden. Ze plaatsten hun takkenbossen tegen de versterking en staken die in brand, zodat de mensen daarbinnen in de vlammen omkwamen. Zo vonden ook alle inwoners van Migdal-Sichem de dood, ongeveer duizend mannen en vrouwen." In zijn zucht naar macht probeert Abimelech Sichem in te nemen en als hij het laatste bolwerk in wil nemen dan gebeurd het fatale: "Abimelech bestookte de toren van dichtbij. Toen hij de poort naderde om de toren in brand te steken, gooide een vrouw een maalsteen op zijn hoofd, waardoor zijn schedel werd verbrijzeld." Deze macho-figuur wordt overwonnen door een vrouw, "Hij kon nog net zijn wapendrager roepen en vragen: ‘Trek je zwaard en dood mij, zodat er niet van mij gezegd zal worden: “Een vrouw heeft hem gedood.”’ Zijn wapendrager doorstak hem, en hij stierf."

Opgeslagen onder: fabel van Jotham, Jujube


Tags: Flora

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

Hadderech