Hier wordt verwezen naar het visioen van Ezechiël: "
In het midden van het vuur zag ik iets dat leek op een viertal wezens. Zo zagen ze eruit: ze leken op mensen maar ze hadden elk vier gezichten en vier vleugels. Hun benen waren recht en hun voeten, die blonken als gepolijst koper, leken op de hoeven van een kalf. Aan hun vier zijden, onder hun vleugels, zag ik mensenhanden. De gezichten en vleugels van de vier wezens zagen er zo uit: hun vleugels raakten elkaar, en omdat ze aan elke kant een gezicht hadden, hoefden de vier wezens zich niet om te draaien als ze zich voortbewogen. Hun gezichten leken van voren op het gezicht van een mens en van rechts op de muil van een leeuw, van links op de kop van een stier en van achteren op de bek van een adelaar." (Ez 1:5-10)
Wat ik me afvroeg was of er een etymologische link bestond tussen
Grijp en het Hebreeuwse
Cherub. In het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands zag ik bij
cherub dat het woord was ontleend "aan christelijk Latijn
cherubim, cherubin kheroubín, kheroub(e)ím (mv.)
k(sjwa)rūbhīm, de meervoudsvorm van
k(sjwa)rūbh ‘mythisch gevleugeld wezen’, zie griffioen en de vogel grijp. Het woord hangt samen met Akkadisch
kāribu ‘zegenend, goedgunstig’,
kuribū ‘goedgunstig(e geest)’, een afleiding van het werkwoord
karābu ‘zegenen, toegenegen zijn’. Bij het woord
grijp werd verwezen naar
griffioen waar de volgende verklaring werd gegeven:
Griffoen is ontleend aan Frans griffon [grifun ca. 1080; Rey] gryphus ‘griffioen’, foutieve spelling van grypus, een Latijnse nieuwvorming naast gryps ‘id.’, grūps (genitief grūpós) ‘griffioen, fabelvogel; gier’. De oorsprong van het woord wordt wel gezocht in Assyrisch k'rub ‘mytisch wezen met leeuwenklauwen, stierenlichaam, vleugels en mensenhoofd’, zoals te zien aan de muren van Assyrische paleizen.
Opgeslagen onder: Ezechiel 1:10