‹ Regeren is vooruit zienBijbelverbranding in Duitsland ›
Hebraïsmen: de vogel Grijp
Gepubliceerd op 18-07-2007

Een van de sprookjes van Grimm is "Vogel Grijp", veel mensen denken dat de naam afkomstig van grijpen omdat deze vogels mensen zouden pakken. In een van de voetnoten van mijn uitgave van de sprookjes van Grimm las ik: "De vogel Grijp is een fabeldier, gewoonlijk voorgesteld met de kop van een arend en het lichaam van een leeuw, en verder voorzien van vier poten en twee geweldige vleugels. Deze voorstelling gaat op Oosterse voorstellingen terug, zoals de gevleugelde leeuwen en stieren in Babylon en Egypte; het Westen leerde ze kennen uit het Oude Testament, waar verteld wordt dat de troon van Jehova in Jeruzalem op dergelijke wezens rust".


Hier wordt verwezen naar het visioen van Ezechiël: "In het midden van het vuur zag ik iets dat leek op een viertal wezens. Zo zagen ze eruit: ze leken op mensen maar ze hadden elk vier gezichten en vier vleugels. Hun benen waren recht en hun voeten, die blonken als gepolijst koper, leken op de hoeven van een kalf. Aan hun vier zijden, onder hun vleugels, zag ik mensenhanden. De gezichten en vleugels van de vier wezens zagen er zo uit: hun vleugels raakten elkaar, en omdat ze aan elke kant een gezicht hadden, hoefden de vier wezens zich niet om te draaien als ze zich voortbewogen. Hun gezichten leken van voren op het gezicht van een mens en van rechts op de muil van een leeuw, van links op de kop van een stier en van achteren op de bek van een adelaar." (Ez 1:5-10)

Wat ik me afvroeg was of er een etymologische link bestond tussen Grijp en het Hebreeuwse Cherub. In het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands zag ik bij cherub dat het woord was ontleend "aan christelijk Latijn cherubim, cherubin kheroubín, kheroub(e)ím (mv.) k(sjwa)rūbhīm, de meervoudsvorm van k(sjwa)rūbh ‘mythisch gevleugeld wezen’, zie griffioen en de vogel grijp. Het woord hangt samen met Akkadisch kāribu ‘zegenend, goedgunstig’, kuribū ‘goedgunstig(e geest)’, een afleiding van het werkwoord karābu ‘zegenen, toegenegen zijn’. Bij het woord grijp werd verwezen naar griffioen waar de volgende verklaring werd gegeven: Griffoen is ontleend aan Frans griffon [grifun ca. 1080; Rey] gryphus ‘griffioen’, foutieve spelling van grypus, een Latijnse nieuwvorming naast gryps ‘id.’, grūps (genitief grūpós) ‘griffioen, fabelvogel; gier’. De oorsprong van het woord wordt wel gezocht in Assyrisch k'rub ‘mytisch wezen met leeuwenklauwen, stierenlichaam, vleugels en mensenhoofd’, zoals te zien aan de muren van Assyrische paleizen.

Opgeslagen onder: Ezechiel 1:10


Tags: Hebreeuws, Woordstudie
Gerelateerde onderwerpen: Hebreeuws

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken