‹ Christenvervolging: IndiaPaulus (1) ›
Een oprecht onoprechte bekeerling: Synesios van Cyrene (deel 4)
Gepubliceerd op 01-09-2007

Dit is de vierde en laatste uit de reeks van Synesios van Cyrene, hier, hier en hier zijn de eerdere artikelen te vinden.

Wie alleen de brieven en preken kent die Synesios na zijn aanvaarding van het bisschopsambt schreef, zou geen seconde op het idee komen dat hij in zijn hart een heidense filosoof was. Zijn preken bevatten geen doctrinaire vergissingen of onorthodoxe beweringen. Ze zijn hooguit wat ongebruikelijk van opbouw. In een Paaspreek (Homilie 1) waarschuwt hij de gelovigen dat ze zich, nu de Vasten voorbij is, niet plotseling moeten overgeven aan excessief eten en dronkenschap. Zijn eerste argument is puur filosofisch ("het zou tegen de rede indruisen"), waarna hij nog wat bijbelse bewijsplaatsen aanhaalt - als een gedachte achteraf, en niet erg overtuigend.


In Brief 147 geeft hij toe dat hij de versterving en zelfopgelegde armoede die deel uitmaken van het leven van een monnik voor zichzelf niet kan waarderen, maar tegelijk erkent hij jaloers te zijn op de voortgang die monniken boeken op hun weg naar God. Vreemd is het dus niet dat Synesios een klooster bouwde in Ptolemais.


We lezen over zijn herderlijke zorgen. Iemand krijgt een oproep zijn leven te beteren; hij bemiddelt in een frontstad bij een bisschopskeuze en is omwille van de rust in de betreffende gemeenschap bereid in te gaan tegen de instructies van patriarch Theofilos; hij grijpt in als twee bisschoppen ruzie hebben over het bezit van een kerk. Of eigenlijk: het gaat om een fort dat beide heren willen hebben om hun gelovigen tegen barbaarse invallen te beschermen, en één ervan heeft het gekraakt en er snel een altaar opgericht om het in bezit te krijgen (Brief 67). Elders lezen we over de nasleep van een ketterij, en zien we hoe Synesios probeert de ketters opnieuw te integreren in de geloofsgemeenschap.


Hoewel zijn herderlijke taken veel tijd vergden, was er gelegenheid voor literaire activiteiten. Onder zijn hymnen zijn christelijke composities, en verder is er een prachtige redevoering ter ere van Anysius, een Romeinse generaal die de Libische stammen in 411 versloeg. Het respijt was overigens maar kort.


En er was het conflict met Andronikos, de militaire leider van de provincie. Hij had veel geld nodig om zijn troepen te financieren, en had nogal drastische manieren om het te bemachtigen. Veel rijke mensen werden zonder vorm van proces opgepakt en gemarteld, en pas vrijgelaten als ze al hun geld hadden afgestaan; Synesios' broer nam zelfs de vlucht. Althans, zo presenteert Synesios het. Andronikos' zijde van het verhaal kennen we niet, al is aannemelijk dat hij zou hebben gezegd dat het oorlog was en dat rijke mensen hun verantwoordelijkheid méér moesten nemen. Misschien mocht Synesios in feite in zijn handen knijpen dat zijn huis al geplunderd wás en dat hij zijn vermogen al voor een groot deel was kwijtgeraakt.


Feit is dat het conflict escaleerde toen een van de gemartelden asiel zocht in een kerk en Andronikos de ongelukkige eruit liet slepen. Synesios handelde zoals van hem werd verwacht: hij excommuniceerde de generaal, die prompt werd teruggeroepen om zich in Constantinopel te verantwoorden. Hij was echter niet de enige die werd teruggeroepen: er waren vanaf nu ook minder troepen en we lezen hoe Synesios een hoveling smeekt om te vragen om versterkingen.


Synesios was geen gelukkige bisschop, en hij leed nog erger toen zijn drie zonen stierven. Bovendien raakte hij het contact met zijn vriend patriarch Theofilos en zijn vriendin Hypatia in Alexandrië kwijt: de eerste overleed in 411 of begin 412, aan de ander schreef hij de wanhopige Brief 16. Dat de wijze filosofe in 413 werd gelyncht door een christelijke menigte, lijkt hij niet meer te hebben vernomen, want zijn eigen laatste geschrift dateert ook uit dat jaar. In deze Katastasis beschrijft hij de vernietiging van zijn provincie en schetst hij hoe zijn eigen dood zal zijn: neergeslagen terwijl hij zijn kerk verdedigt tegen de barbaren. "Er zal voor mij geen graf zijn," voegt hij toe.


Meer vernemen we niet van deze man, die geen christen wilde worden maar het bisschopsambt aanvaardde omdat zijn gemeenschap hem nodig had. Zijn laatste levensjaren waren moeilijk, maar hij moet tot het laatst hebben geweten dat hij deed wat zijn plicht en de filosofie hem voorschreven en waartoe de Ene hem had geroepen. Er zijn slechtere invullingen denkbaar van het christelijk levensideaal.



Tags: Christendom, Kerkgeschiedenis
Gerelateerde onderwerpen: Christendom, Kerkgeschiedenis

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

Hadderech