‹ Oude tunnel in Jeruzalem ontdektChristenvervolging: Eritrea ›
Paulus (5)
Gepubliceerd op 10-09-2007

Dit is het vijfde deel uit de reeks over Paulus van Marco Rotman, hier zijn de links naar de eerdere artikelen 1, 2, 3 en 4.

Sociaal-culturele setting van de gemeenten van Paulus

Al eerder is aangegeven dat Paulus’ gemeenten geen abstracte theologische entiteiten zijn die zich in een vacuüm bevinden, maar dat het gaat om werkelijke gemeenschappen van mannen en vrouwen die deel uitmaken van een eigen specifieke sociaal-culturele setting. Het is niet mogelijk elk van deze steden in detail te bespreken. Dat zou veel teveel tijd in beslag nemen. Bovendien ben ik bang dat ik dat zelf wel interessant zou vinden, maar de meesten van jullie zouden afhaken. Toch zijn er wel wat algemene dingen te zeggen over de steden die Paulus bezocht en en passant zullen een aantal issues de revue passeren die we in de brieven van Paulus als een soort rode draden terugvinden.


Paulus reisde op zijn zendingsreizen van stad tot stad om het evangelie te verkondigen. Voor zover we weten liet hij de dorpjes in het achterland links liggen. Voor een deel zal dit een praktische reden hebben gehad: terwijl mensen in de kleinere dorpjes vaak lokale talen spraken, kon je in iedere grotere stad goed met Grieks uit de voeten. Bovendien lagen de steden die Paulus bezocht op de meer belangrijke handelsroutes, zodat ze goed te bereiken waren.

Op grond van de hedendaagse sociologie is men veelal van mening dat deze waarschijnlijk uit praktische overwegingen geboren zendingsstrategie beslist zal hebben bijgedragen aan het succes van Paulus’ evangelieprediking. Kleine dorpjes hebben vaak een meer conservatief karakter. Men staat er weinig open voor nieuwe ideeën en gewoontes. In de steden was door de actieve handel meer contact met andere culturen en bestonden bovendien meer mogelijkheden voor sociale mobiliteit. Dit maakt de stedeling over het algemeen meer open voor nieuwe ideeën en gewoontes. De boodschap van Paulus zal in de steden dan ook met meer instemming begroet zijn dan hij in de kleinere dorpjes had mogen verwachten. De snelle verbreiding van het evangelie over het Romeinse Rijk is dan ook voor een deel hierdoor te verklaren.


De stad die we als Paulus’ thuisbasis mogen beschouwen is Antiochië in Syrië. Van hieruit begon hij zijn zendingsreizen en naar deze stad keerde hij ook weer terug. Men schat dat de bevolking van Antiochië in de dagen van Paulus zo’n kwart miljoen mensen omvatte. Antiochië was een belangrijk handelscentrum. Het lag op de belangrijke vaarroute van Egypte naar Rome en het was bovendien de poort naar de Oostelijke rijksdelen, richting het vormalige Perzië.

Antiochië had van oudsher een grote Joodse gemeenschap, een van de grootste Joodse gemeenschappen uit de toenmalige wereld, samen met Alexandrië en Rome. Het is binnen deze Joodse gemeenschap dat de christelijke gemeente in Antiochië ontstaan is, toen gelovige Joden Jeruzalem ontvluchtten naar aanleiding van de vervolgingen die na de dood van Stephanus losbarstten.


Ook voor de meeste steden waar Paulus geweest is, geldt dat het belangrijke handelscentra zijn, gelegen langs vaar- en handelsroutes. Kolosse en het nabijgelegen Laodicea waren de belangijkste wolexporteurs uit die tijd. Efeze, Korinte en Tessalonica hadden relatief grote havens, waardoor ook hier de handel bloeide. Ook steden als Antiochië in Pisidië, Ikonium, Lystra en Derbe lagen op de oost-west handelsroute over land.


Een uitzondering vormt Filippi, een van de kleinste steden waar Paulus actief was, waar de bevolking leefde van de landbouw en niet zozeer van de handel.


Dat de handel zo’n grote plaats inneemt in de meeste steden waar Paulus gepredikt heeft, zegt iets over de bevolking aldaar. In de eerste plaats was het in de Oudheid onder andere de handel die de sociale mobiliteit, waarover ik zojuist al iets zei, bevorderde: hoe meer rijkdom, hoe meer status. Dat gaf deze steden ongekende mogelijkheden. De steden trokken mensen aan uit alle windstreken, die probeerden hier hogerop te komen. Misschien is dat ook de motivatie geweest van Priscilla en Aquila, toen zij – waarschijnlijk nog voordat zij christen werden – de afgelegen havenplaats Sinope aan de Zwarte Zee verlieten om hun heil in Rome te zoeken.


Door de bloeiende commercie in de handelscentra, kenden deze steden een rijke ‘middenstand’. Handelaren hadden het er over het algemeen goed. Tegelijkertijd is er natuurlijk nog steeds een grote groep armen, ook in deze steden. Het contrast tussen arm en rijk is in deze steden dan ook relatief groot. Er waren sommige rijken, die ofwel ‘oud geld’ bezaten, ofwel rijk waren geworden van de handel. En er was een grote groep armen, die vaak afhankelijk waren van beschermheren.


En daarnaast waren er nog vele slaven. Het is goed hier iets meer over te zeggen, want in de brieven van Paulus wordt vaak over slavernij gesproken. Paulus is wel verweten geen einde te willen maken aan slavernij, maar het systeem te accepteren. Welnu, dat deed hij ook. Dat kon waarschijnlijk ook niet anders, want het slavernij-systeem was het fundament onder de hele economie in de Grieks-Romeinse wereld.


In het sociale klassesysteem hadden slaven geen plaats. De sociale en juridische status van een slaaf stond gelijk aan die van een gebruiksvoorwerp. Een slaaf werd gezien als ‘levend gereedschap’. Toch moeten we bij het slavernijsysteem niet per definitie denken aan de omstandigheden waarin de slaven nog niet zo lang geleden op de katoenplantages in Noord-Amerika leefden. Natuurlijk, er waren slaven die veroordeeld waren tot het zware werk in de mijnen onder zulke barre omstandigheden dat hun slechts een korte levensverwachting restte, maar dit waren vrijwel uitsluitend misdadigers en krijgsgevangenen die onder dergelijke omstandigheden te werk werden gesteld. De meeste slaven leefden onder vrij acceptabele omstandigheden. Slaven konden het heel ver brengen, vooral wanneer zij werkten als huisslaven van een Romeinse familie. Sommige slaven hadden een hoge opleiding genoten en waren er soms zelfs trots op in dienst te zijn van hun heer, die hoog aanzien genoot. In de tijd van keizer Claudius, dat is in de tijd van Paulus, liet de keizer het bestuur van het rijk over aan drie van zijn huisslaven en ook in andere opzichten was het ambtelijk bestuur van het Romeinse rijk voor een belangrijk deel van keizerlijke slaven afhankelijk.


Een ander verschil tussen slavernij in de Grieks-Romeinse Oudheid en meer recente vormen van slavernij, is dat slaven in de Oudheid een bepaald ‘loon’ ontvingen. Dit geld bleef officieel eigendom van de heer van de slaaf, maar de slaaf kon erover beschikken. Niet zelden liet een slaaf dit bedrag zover aangroeien dat hij of zij zichzelf ermee kon vrijkopen.


Slavernij was een belangrijke factor in de Grieks-Romeinse maatschappij. Een groot deel van de bevolking bestond uit slaven. Zij namen een groot deel van de arbeid voor hun rekening die nodig was de maatschappij draaiend te houden, niet zelden omdat zij hiertoe door hun heren verhuurd werden. Toch vormden zij geen bedreiging voor de vrije arbeiders, aangezien het inhuren van een slaaf ongeveer even duur was als het inhuren van een arbeider.


Gezien de grote rol die slavernij speelde in de toenmalige wereld, is het niet verwonderlijk dat in het Nieuwe Testament meerdere malen sprake is van slaven en slavernij. In het Nieuwe Testament vinden we niet zozeer een pleidooi voor de afschaffing van slavernij – een gedachte die in de toenmalige wereld ondenkbaar en praktisch onuitvoerbaar zou zijn –, maar wel wordt er uitvoerig op ingegaan hoe christenen zich moeten opstellen binnen de gegeven sociale structuur: heren moeten hun slaven niet als bezit beschouwen, maar hen goed en humaan behandelen, omdat voor God ieder mens gelijk is (Ef.5:9; Col.4:1). Wanneer ook de slaaf tot de christelijke gemeente behoort, dient de heer te beseffen dat de slaaf een broeder of zuster in Christus is (vgl. Filem.16). Slaven worden op hun beurt opgeroepen hun heer te gehoorzamen alsof zij hun dienst aan Christus verrichten (Ef.6:5-8; Col.3:22-24).


Paulus en de andere apostelen roepen de christelijke gemeente op in geestelijke zaken geen onderscheid te maken tussen heren en slaven. Toch gebeurde dat wel eens. In de gemeente te Korinte waren rijken meer in aanzien dan armen. Elke zondag kwam de gemeente bij elkaar om samen te eten en tijdens die maaltijd gezamenlijk het avondmaal te vieren, maar bij die gelegenheid kregen rijken het meeste en beste voedsel voorgezet, terwijl slaven – die vaak later kwamen omdat zij nog niet klaar waren met hun werk – achter het net visten. Het is deze sociale misstand die in 1Kor.11 door Paulus wordt aangepakt: in de christelijke gemeente mag geen onderscheid gemaakt worden tussen arm en rijk. Iemands sociale status maakt hem of haar niet belangrijker of minder belangrijk in Gods ogen.

Marco Rotman


Drs. Marco Rotman is nieuwtestamenticus. Hij is als auteur verbonden aan de Studiebijbel en is docent Nieuwe Testament aan de Evangelische Theologische Hogeschool in Ede.


Tags: Gastschrijvers, Paulus, Personen

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen