‹ Koptische kalenderPaulus (slot) ›
Paulus (6)
Gepubliceerd op 15-09-2007

Dit is het zesde deel uit de reeks over Paulus van Marco Rotman, hier zijn de links naar de eerdere artikelen 1, 2, 3, 4 en 5.

Er is nog een factor die een rol speelt in de steden die Paulus bezocht, en dat is hun oriëntatie op Rome. Veel steden waren hoofdsteden van provincies. Dat geldt bijvoorbeeld voor Efeze, de hoofdstad van Asia en Korinte, de hoofdstad van Achaje. Ook Tessalonica en Filippi waren belangrijke administratieve centra. Een aantal van deze steden was bovendien aangewezen als Romeinse kolonie, wat deze steden bepaalde privileges gaf. Niet alleen steden als Korinte, maar ook steden als Antiochië in Pisidië, Ikonium, Lystra en Derbe vormden zo’n Romeinse kolonie. In deze steden woonden relatief veel Romeins burgers.


De gerichtheid op Rome was echter het grootst in Filippi. Deze stad werd vrijwel geheel bevolkt door Romeinen. Er woonden ook wel Grieken (wat in Macedonië natuurlijk niet vreemd is) en er was een kleine Joodse gemeenschap, maar de meeste inwoners waren afkomstig uit Rome en velen van hen hadden in het Romeinse leger gediend. De Filippenzen waren trots op hun stad en waren er trots op Romein te zijn. In de Filippenzenbrief vinden we hier verschillende toespelingen op. Het duidelijkste voorbeeld vinden we aan het einde van hoofdstuk 3, waar Paulus aangeeft dat ons burgerschap in de hemel is, van waaruit we Christus als heiland verwachten. De Filippenzen herkenden het beeld: zij waren immers burgers van Rome, ondanks dat ze ergens anders woonden. Nu zegt Paulus: je bent burgers van een hemels rijk, ondanks dat je hier op aarde woont. Bovendien: de titel ‘heiland’ is een titel die in die tijd wel voor de Romeinse keizer werd gebruikt. In inscripties van vlak voor het begin van onze jaartelling wordt keizer Augustus met die titel aangesproken. Paulus maakt echter duidelijk dat er maar één is die de titel ‘heiland’ verdient: niet de Romeinse keizer, maar alleen Jezus Christus.


De meeste steden die Paulus bezocht hadden een Joodse gemeenschap. Rome had meerdere synagoges, in Korinte hebben archeologen de gevelsteen van een synagoge opgegraven, Efeze had een grote Joodse gemeenschap, enzovoorts. Wanneer Paulus in een nieuwe stad aankwam, ging hij meestal eerst naar de synagoge, waar hij contact legde met de Joodse gemeenschap ter plaatse. Meestal duurde dit niet erg lang en wees men de boodschap die Paulus verkondigde af. Dan zette hij zijn prediking buiten de synagoge voort, waarbij vele heidenen tot bekering kwamen.


Waar kwamen die heidenen zo plotseling vandaan? Voor een deel zullen dit heidenen zijn geweest die al als toehoorders in de synagogen aanwezig waren. In de eerste eeuw waren er velen in de Grieks-Romeinse wereld die het Jodendom verachtten vanwege de in hun ogen achterhaalde gebruiken. Maar er waren er ook die juist tot het Jodendom werden aangetrokken vanwege de hoge morele standaard, die in schril contrast stond met de moraal die in de Grieks-Romeinse wereld gebruikelijk was. Het is bekend dat er in de eerste eeuw velen waren die als toehoorder in de synagoge aanwezig waren en die ook leefden naar de Joodse morele standaard. Zij traden echter niet toe tot het Jodendom, lieten zich niet besnijden en hielden zich meestal ook niet aan de voedsel- en feestwetten, zaken waarin Joden zich van hun heidense buren onderscheidden. Deze toehoorders worden in het boek Handelingen aangeduid als ‘godvereerders’. Men vermoedt dat het juist veel van deze godvereerders waren die aangetrokken werden door de boodschap van Paulus en zich bekeerden tot het christendom.


Toch zijn er ook aanwijzingen dat andere heidenen op de boodschap van het evangelie afkwamen. Keer op keer lezen we immers in de brieven dat de gelovigen, die een heidense achtergrond hebben, moeite hebben met de nieuwe levenswandel. Zij moeten leren de vaak losbandige Grieks-Romeinse levensstijl af te leggen en te leven naar de principes van God. Prostitutie en huwelijksontrouw werden in de Grieks-Romeinse wereld redelijk geaccepteerd, en zowel in de eerste Tessalonicenzenbrief als in de eerste Korintebrief moet Paulus aangeven dat dit niet past bij een christelijke levenswandel. Aan de Korintiërs schrijft hij het heel duidelijk: ‘Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters, zullen het koninkrijk Gods niet beërven. En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God’.


Het zijn de ethische vermaningen die als een van de rode draden door de brieven van Paulus lopen. Zijn lezers zijn mensen met een heidense achtergrond, die Christus hebben leren kennen en nu moeten leren welke levenswandel de heilige God van hen vraagt.


Marco Rotman


Drs. Marco Rotman is nieuwtestamenticus. Hij is als auteur verbonden aan de Studiebijbel en is docent Nieuwe Testament aan de Evangelische Theologische Hogeschool in Ede.


Tags: Gastschrijvers, Paulus, Personen

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

Hadderech