‹ Granaat bij ons huisWoordenboek Bijbels Hebreeuws ›
Ararat en Urartu, Cudi Dağı en Ağrı Dağı
Gepubliceerd op 22-10-2007

"Op de zeventiende dag van de zevende maand liep de ark vast op het Araratgebergte."


"En de ark rustte in de zevende maand, op den zeventienden dag der maand, op de bergen van Ararat."


Het verschil tussen deze vertalingen van Genesis 8.4 (de Nieuwe Bijbelvertaling en de Statenvertaling) is duidelijk: in de NBV is Ararat de naam van een gebergte, in de SV is het de naam van een landstreek. Dat het tweede correct is, blijkt uit andere Bijbelpassages waarin het woord valt: 2 Koningen19.37 (= Jesaja 37.38) en Jerermia 51.27. Ararat is de Hebreeuwse weergave van Urartu, een koninkrijk in het oosten van het huidige Turkije. Dat roept de vraag op wáár in dat land volgens de auteur van Genesis de Ark aan land liep.


Moderne westerse landkaarten zijn op dit punt misleidend. De berg die Ararat wordt genoemd, heet in het Turks Ağrı Dağı, een verbastering van het Koerdische Çiyaye Agiri, wat "de vuurberg" betekent. En dat is een buitengewoon goede naam voor deze eenzame vulkaan, waarvan de met sneeuw bedekte top ruim drie-en-halve kilometer boven de omgeving uitsteekt en in totaal 5123 meter hoog is. Het gebied is nog steeds actief: op verschillende plaatsen in de omgeving zijn nog negentiende-eeuwse recente lavastromen te zien. Wie de Ark wil zoeken, zal hem hier niet vinden, want als het schip hier ligt, dan is het onder een dikke laag lava.

Gelukkig is de Ağrı Dağı/Çiyaye Agiri niet de plek die de auteur van Genesis op het oog had. De identificatie van deze opvallende piek met de Bijbelse berg dateert pas uit de Middeleeuwen, en Joodse auteurs uit de Oudheid wisten wel beter. Zo wist de schrijver van het Boek der Jubileeën, dat bekend is uit de Dode-Zeerollen, dat de Ark landde op "de berg Lubar" en "in het land Ararat" (Jubileeën 8.28 en 10.15). Dat was in de tweede eeuw v.Chr. Omstreeks 90 n.Chr. noteerde de Joodse historicus dat de berg in kwestie "Baris" heette en lag in het landschap dat in zijn tijd Gordyene heette en tegenwoordig Koerdistan heet (Oude Geschiedenis van de Joden 1.93). Een aardig detail is dat Josephus vermeldt in zijn tijd, mensen naar de berg gingen om daar bitumen van de Ark af te bikken.

Babylonische auteurs zijn het daarmee eens. In zijn weergave van het verhaal van de Zondvloed schrijft ook Berossos dat er nog bitumen kon worden gevonden, terwijl in het Epos van Gilgameš wordt verwezen naar een berg in Koerdistan. De Koran, die wel meer Babylonische invloeden lijkt te vertonen, noemt de berg Al-Gudi. De conclusie dat de landingsplaats van de Ark in de Oudheid ergens in het huidige Koerdistan werd gezocht, is onontkomelijk.

We kunnen nog preciezer zijn. De berg Al-Gudi is namelijk gewoon bekend: hij heet tegenwoordig Cudi (Cudi Dağı in het Turks) en ligt even ten noordoosten van het huidige Cizre, niet ver van de Tigris. Oosterse Christenen, die zich nooit veel hebben aangetrokken van Europese theologen (laat staan van hun topografische identificaties), vereren daar nog altijd het graf van Noach - naar verluidt gebroederlijk met de plaatselijke Sji'ieten en Soennieten. Of de aartsvader daar werkelijk zijn laatste rustplaats heeft gevonden staat te bezien -in elk geval zal men in Koerdistan geen wijngaarden vinden, die er volgens Genesis 9.20 toch zouden moeten zijn- maar het suggereert dat de bewoners van Cizre een heel oude traditie herinneren.

Jona Lendering

Jona Lendering is historicus, de man achter de website Livius en mede-oprichter van Livius Onderwijs, waar cursussen worden gegeven over de oude Mediterrane samenlevingen.


Tags: Archeologie, Ark van Noach, Ark van Noach + Zondvloed, Atlas
Gerelateerde onderwerpen: Archeologie, Atlas

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs