En Gedi is een oase halverwege de Dode Zee. De naam עין גדי En Gedi, soms ook Ein Gedi of Een Gedi, is zeer toepasselijk, want het betekent 'de bron van de geit'. Aanvankelijk stond de oase bekend onder de naam Hazezon-Thamar ("snoeien van de palmen"), wat erop wijst dat hier eens palmen groeiden (Gen 14:7; 2 Kr. 20:2).

In de dagen van Abraham werd En Gedi door Amorieten bewoond. Later werd het aan de stam Juda toegewezen (Joz 15:62) en tijdens de regering van Salomo stond de plaats bekend om zijn wijngaarden (Hoogl 1:14). Ook was het een belangrijke vindplaats van aromatische en medicinale kruiden, zoals de hennastruik. Archeologische vondsten laten zien dat hier ook een parfumindustrie was gevestigd.

Tegenwoordig is het één van de mooiste plekken van Israël dankzij een rijke flora en fauna. Het gebied is bekend om de geiten en de klipdassen die daar leven en hun natuurlijke vijand de panter. Deze oase in de Judeawoestijn wordt veroorzaakt door twee wadi's, de Nahal David en Nahal Arugot, die voor voldoende water zorgen. Verder zijn er een aantal bronnen, waarvan de bron van David de bekendste is en enkele watervallen met daarbij kleine meertjes die verkoeling bieden op een hete dag in de woestijn.