Ik heb je in mijn handpalm gegrift, je muren staan mij steeds voor ogen. (Jes 49:16)
Zijn ogen waren als een vlammend vuur en op zijn hoofd had hij veel kronen. Er stond een naam op hem geschreven die niemand kende, alleen hijzelf. (Opb 19:12)
Op zijn kleding en op zijn dij staat de naam ‘Hoogste Heer en koning’. (Opb 19:16)