In deze gelijkenis maken we kennis met een akkeronkruid, dat de vijand van de boer er over het land tussen het goede Tarwe (Triticum aestivum) zaaide. Als we de tekst er op naslaan, dan komt meteen de vraag naar boven om wat voor soort onkruid het gaat, wat zo enorm veel lijkt op de Tarwe dat het bijna niet te onderscheiden valt zolang de Tarwe nog niet volgroeid is.
Alles wijst erop dat het gaat om de Dolik (Lolium temulentum), een grassoort die nauw verwant is aan het in ons land bekende Raaigras (Lolium perenne). Een van de bewijzen dat het hierom gaat vinden we in de grondtekst waar zizania staat en wat samenhangt met het Aramese zonin en het Arabische zuwan. De Arabische naam voor Dolik is zizan. De plant wordt 30-60 cm hoog en heeft scherpe grasachtige bladen, die iets smaller zijn dan die van de Tarwe. Het blad is lichtgroen tot blauwgroen van kleur, onbehaard en vettig glanzend. Zolang alleen de bladeren te zien zijn, is de overeenkomst met Tarwe groot en alleen door deskundigen te zien. Zodra de aren te voorschijn komen, is het verschil duidelijk te zien. De aren van de Tarwe zitten dicht bij elkaar, terwijl die van de Dolik veel losser zijn en van elkaar afstaan. Dit wordt bedoeld met “openbaarde zich ook het onkruid”.
Tot slot valt op dat deze gelijkenis in Galilea werd verteld, een plek waar, voordat de moderne landbouw zijn intrede deed, de Tarwe dikwijls sterk was verontreinigd door de zaden van de Dolik. Dus de gelijkenis was zeer duidelijk voor de mensen.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!