‹ Kerst FactCheck: NoëlCharles Lee Feinberg: De boodschap van Habakuk (1) ›
Het eerste kerstverhaal: Een herontdekking
Gepubliceerd op 05-12-2020

Met zeer grote waarschijnlijkheid groeiden de meeste van onze lezers met het kerstverhaal op. Zelf herinner ik me de sfeervolle verhalen die mijn leerkrachten mij op de basisschool vertelden. Daar hoorde alles bij wat erbij moest: Jezus, een kribbe, een stal, Maria, Jozef, een ezel, een os, schapen, herders, drie koningen met een kameel en een ster. Thuis bouwde mijn vader samen met ons alles getrouw na. Jong als we waren zorgde dat voor ons kinderen steeds voor het nodige enthousiasme. De kerststal werd van de donkere zolder gehaald en in het licht van de woonkamer opgebouwd. Regelmatig speelden mijn broer en ikzelf het kerstverhaal na als we uit school kwamen. Gewoon voor het bijzondere ervan, omdat mijn ouders de kerststal slechts één maand in de woonkamer plaatsten. Het verhaal speelden we dan natuurlijk traditioneel na, zoals de juffen en meesters ons dat op school hadden verteld. Wat er werkelijk gebeurde tijdens het eerst kerstverhaal wisten we niet. Lucas 2 was ons onbekend. Zelfs vandaag is het niet eenvoudig om de Bijbeltekst over het Kerstverhaal onbevangen te lezen. Toch willen we dat in dit artikel proberen: herontdekken wat het eerste kerstverhaal ons vertelt.

In Lucas 1-2 vinden we een afgebakend geheel dat door een tijdssprong in Lucas 3:1 wordt afgewisseld. In totaal beschrijft Lucas in deze eerste twee hoofdstukken tien gebeurtenissen. Vijf daarvan gaan over gebeurtenissen voor de geboorte (Lucas 1) en vijf gaan over gebeurtenissen die daarop volgen (Lucas 2). David Gooding ziet in de tien gebeurtenissen een chiasme (David Gooding, Volgens Lukas: Een nieuwe verklaring van het derde Evangelie (Vaassen: Medema, 1995), 77):

A 1:5-25 De oude Zacharia in de tempel. Het ouderschap.
   B 1:26-56 Vreugdevolle aankondiging aan Maria door de engel.
Elizabeths lofzang verblijdt Maria.
      C 1:57-66
1:67-80
Geboorte van Johannes.
Zacharia profeteert.
      C' 2:1-5
2:6-20
Geboorte van Jezus.
Engelen zenden de herders.
   B' 2:22-39 Pijnlijke aankondiging aan Maria door Simons profetie.
Pijnlijke aankondiging aan Maria door Anna’s profetie.
A' 2:40-52 De twaalfjarige Jezus in de tempel. Het ouderschap.

Graag richten we ons in dit artikel op de gebeurtenissen van Lucas 2:1-39 (Zie voor literatuurverwijzingen bij deze uitwerking: Raymond R. Hausoul, Lucas: Het evangelie van God de mens (raymondhausoul.be, 2020), ad.loc.).

Bijzondere geboorte en openbaring (2:1-20)

Lucas 2:1-20 bestaat uit drie delen die allemaal met ‘het gebeurde’ beginnen (2:1, 6, 15). We zullen de drie onderdelen van de bijzondere geboorte en openbaring hieronder behandelen. De gebeurtenis van de openbaring aan de herders staat hierbij centraal.

Maria en Jozef reizen naar Bethlehem (2:1-5)

Lucas noemt graag concrete gegevens uit het Romeinse rijk. De geboorte van Jezus gebeurt in de aanwijsbare tijd en ruimte van de wereldgeschiedenis. God grijpt in deze geschiedenis in en zorgt dat zijn Zoon in Bethlehem wordt geboren (Mi. 5:2). Velen zagen in die dagen uit naar de komst van de Messias.

Keizer Augustus (de Verhevene, Octavianus) bepaalde dat het ‘hele keizerrijk’ moest worden ingeschreven. Dit gebeurde vooral om belastingen te regelen. Iedereen was verplicht aangifte te doen. Zulke inschrijvingen kwamen vaker voor bij de Romeinen (vgl. Luc. 2:1-2; Hand. 5:37). Rond de geboortetijd van Jezus vonden ze in 8 v.Chr. en 6 v.Chr. plaats. Doordat de praktische uitvoering ervan enige tijd in beslag nam, is het mogelijk dat de afkondiging al in 8 v.Chr. gebeurde.

In het verleden vonden velen de vermelding over Quirinius in Lucas 2:2 niet betrouwbaar. Sentius Saturninus was stadhouder van Syrië van 9-6 v.Chr. en Quinctillius Varus was dat van 6-4 v.Chr. Dat liet geen ruimte voor Quirinius. Flavius Josephus vermeldt Quirinius’ stadhouderschap zelfs pas na de dood van Herodes, in het tiende en laatste jaar van de tetrarch Archelaüs (6 n.Chr.), de zoon van Herodes: ‘Hij was als rechter over de natie gezonden door Caesar om een schatting van hun bezittingen te doen.’ Nu is het mogelijk dat Flavius Josephus met dat laatste op de inschrijving in Handelingen 5:37 doelt.

Lucas kent zijn wereld echter te goed om vergissingen te begaan. In het Grieks gebruikt hij in Lucas 2:2 een afwijkende dateringsmethode. Normaal wijst hij immers op de persoon die het ambt uitvoert. Waarom doet hij dat niet in Lucas 2:2? Een antwoord is dat Quirinius twee keer stadhouder van Syrië was. Hij was dan ‘voor het eerst’ (prōtos) stadhouder tot de dood van Herodes en kwam in de tijd van Handelingen 5:37 opnieuw aan de macht. Door nadruk te leggen op ‘voor het eerst’ vermijdt Lucas dat zijn lezers de twee inschrijvingen met elkaar verwarren.

Door de oproep van Augustus trok elke inwoner naar zijn geboorteplaats om zich te laten inschrijven. Jozef maakte met zijn zwangere Maria een lange reis naar Bethlehem. Dat zal een zware reis zijn geweest voor een zwangere vrouw. Op dat ogenblik waren zij nog niet gehuwd, maar wel ondertrouwd. Wanneer hun huwelijk plaatsvond is onbekend.

Openbaring in het veld (2:6-14)

Tijdens het verblijf in Bethlehem is Maria uitgeteld. In de stad van David moet haar kind geboren worden. Die gebeurtenis verandert de wereldgeschiedenis op drastische wijze.

Jezus is geboren in een achteraf gelegen straatje van een klein bergdorpje in het Romeinse rijk. De geboorte heeft weinig overeenkomsten met de sfeervolle afbeeldingen op kerstkaarten. Het is onopgesmukt en sober. Alles ademt de sfeer van gewoonheid en eenvoud. Er volgen geen details. De Messias kwam als arme bedelaar in deze wereld.

Maria bevalt in een geïmproviseerd vertrek. Ze wikkelde haar Zoon in de gebruikelijke windselen van die tijd (Luc. 2:7). Vervolgens legt ze Hem in een voederbak (phatnē). De plaats waar zich dit afspeelt is bijzonder. Het Griekse kataluma wijst op een ‘verblijf’ (Mar. 14:14; Luc. 22:11). Voor dit ‘verblijf’ gebruikt Lucas opvallend een andere term dan voor een ‘herberg’ (pandocheion, Luc. 10:34). Kort voor de lijdensweek maakt Jezus opnieuw gebruik van zulk een ‘verblijf’ (kataluma) om zijn laatste avondmaal te vieren (Luc. 22:11). Het kan zodoende om een verblijf bij eventuele familieleden of bekenden van Jozef en Maria gaan. Het hoeft dus niet perse een herberg te zijn. Er was in dit verblijf geen plaats voor Maria om te bevallen. Daar kwam nog bij dat een vrouw die beviel volgens de Thora onrein was (Lev. 12:2). De Bijbeltekst dwingt er dus niet toe om te denken dat dit een herberg was die vol was of dat Jozef en Maria als Galileeërs gediscrimineerd werden.

Jozef en Maria moesten dus om praktische redenen uitwijken. Enkele kerkvaders schrijven dat Jezus in een grot vlakbij het verblijf werd geboren. De traditie lokaliseert de grot achter het verblijf. In deze grotten konden mensen wonen of dieren verblijven. In de traditie zijn er veel bijzonderheden bijgehaald. De dieren waren op het veld; de os en ezel kwamen in de kerststal vanuit Jesaja 1:3. Daar vermeldt de profeet dat een os zijn meester kent en een ezel zijn voederbak, maar dat Israël elk inzicht mist. Dat gebrek aan inzicht werd toepast op Israëls houding tot de Messias. Elke Kerst herinneren de os en de ezel er aan hoe dwaas Israël handelde (zie Origenes, Homilie op Lucas).

Vervolgens gaat de aandacht van Lucas meteen over naar de herders. De manier waarop Jezus in zijn gelijkenissen over herders spreekt, wijst er op dat de mensen destijds niet achterdochtig tegenover herders stonden. De herders waren ’s nachts wakker en waakten over hun kudde in de nachtploeg. Dat maakte hen bereikbaar tijdens de nachtelijke uren. God kiest hen zo tot eerste getuigen van Christus’ geboorte.

De herders schrokken heftig bij de verschijning van een plotselinge hemelse boodschapper (Luc. 2:9). De engel schitterde met de heerlijkheid van God in de schaduwen van de nacht. Een aankondiging van grote blijdschap over de Opperherder komt tot deze herders. Die blijdschap is er voor het hele volk. Eenvoudige mensen ontvangen in het bezig zijn met alledaagse zaken de blijde boodschap.
De engel verkondigt dat een Heiland of Bevrijder geboren is. Het ontbreken van het lidwoord bij Heiland laat hen al spoedig beseffen dat het om de Messias gaat. Het gaat letterlijk om ‘Christus Heer’, ‘een gezalfde van de Heer’ (Klaagl. 4:20), die Joden later ‘een gezalfde Koning’ noemen (Luc. 23:2).

De herders krijgen instructies om het kind te identificeren tussen alle anderen kinderen die geboren zijn: ‘Dit zal voor u het teken zijn: u zult een kindje vinden in doeken gewikkeld en liggend in een kistje’ (Luc. 2:12). Een kind gewikkeld in doeken is normaal; een kind in een kribbe is niet normaal. Dit merkwaardige kistje wordt het teken om het kind te vinden. Tegenover de glorierijke aankondiging van de engelen staat de kaalheid van de geboorte.

Bij deze verkondiging reageert de hemel. Engelen in de nacht openen een aanbidding die Gods volk later zal overnemen en nooit meer laat eindigen. Zij zeggen: ‘Heerlijkheid in de hoogste (hemelen) aan God. Op aarde vrede: in mensen welbehagen’ (Luc. 2:14). In de lofprijzing ontbreken de werkwoorden. De betekenis is: Aan God alle eer, vrede op een aarde en in mensen van Gods welbehagen. Dit herinnert aan het Onze Vader en de latere verkondiging bij de intocht in Jeruzalem (Luc. 19:38).

Herders reizen naar Bethlehem (2:15-20)

Nadat de herders de verkondiging van de engelen hoorden, verlaten ze hun lammeren en bezoeken ze het Lam. Openbaring van God brengt mensen bij de Messias. Dat zie je continu terug in het geboorteverhaal van Lucas. De herders ontdekken een kind in luiers, in een kistje. Dat bijzondere verkondigen ze meteen in hun omgeving, wat hen tot de eerste menselijke verkondigers in het evangelie van Lucas maakt.

Maria erkent de betekenis van al deze gebeurtenissen (Luc. 2:19). De engel Gabriel zei haar dat het kind de troon van David zal krijgen en nu stuurt een engel herders naar de stad van David. Jozef en Maria waren niet van plan geweest om naar Bethlehem te gaan. Keizer Augustus dwong hen ertoe. Maria doorzag nu het plan daar achter. God bestuurt de wereldgeschiedenis beter dan we vaak denken.

Pijnlijke aankondigingen (2:21-39)

Instructies uit de Thora (2:21-24)

Na de geboorte van Jezus volgen Jozef en Maria de instructies uit de Thora op. Deze zijn: (1) de besnijdenis van hun zoon (Luc. 2:21; Gen. 17:14; Lev. 12:3); (2) het vrijkopen van de eerstgeborene (Luc. 2:22-23; Num. 18:15-16); en (3) de reiniging van de moeder (Luc. 2:24; Lev. 12:4).

De besnijdenis was het verbondsteken dat God met Abraham sloot (Gen. 17:14). Jezus kreeg de naam die God van tevoren aan de ouders doorgaf (Luc. 1:31). Iēsous is de vergriekste vorm van de naam Jozua en is afgeleid van de Hebreeuwse naam Jehōsjūa of Jēsjūa, die ‘Jahweh is redding’ betekent.  Dat was een veel gebruikte naam in die tijd (Henry G. Liddell and Robert Scott, A Greek-English Lexicon (Oxford: Clarendon, 1996), 824; Werner Foerster, ‘Ἰησοῦς’, in Theological Dictionary of the New Testament, eds. Gerhard Kittel and Gerhard Friedrich, vol. 3 (Grand Rapids: Eerdmans, 1965), 285). Archeologen ontdekten de graven van honderdvier Jesjoea’s uit de periode van Jezus. Het zou de zesde meest gebruikte Joodse jongensnaam zijn geweest tijdens de Hellenistische en Romeinse periode in Israël (Ṭal Ilan, Lexicon of Jewish Names in Antiquity: Part I: Palestine 330 BCE-200 CE, Texts and Studies in Ancient Judaism 91 (Tübingen: Mohr Siebeck, 2002), 126–133, 449). Dat maakt komst van God de Zoon naar deze schepping nog meer bijzonder. Om het in hedendaagse taal te vergelijken: God werd mens en Hij heette Jan – een veel gebruikte naam in onze tijd.

Een eerstgeboren zoon werd vervolgens een maand na de geboorte aan God opgedragen of aan God ‘voorgesteld’. Hij werd door een offer teruggekocht (Num. 18:15-16; vgl. Ex. 13:2, 11-13). Daarop volgde de reiniging van de moeder. Veertig dagen na de geboorte van een zoon was de moeder ritueel onrein en mocht ze de tempel niet binnengaan (Lev. 12:4). Aan het eind van deze tijd bracht ze een offer. Jozef en Maria hadden weinig vermogen en brachten tortelduiven (Lev. 12:8). De priester nam ze in ontvangst en de weg naar de tempel was voor Maria weer vrij.

Profetie van Simeon en Anna (2:25-39)

Meteen hierna vraagt Lucas aandacht voor een bijzondere man en vrouw. Het gaat om Simeon en Anna in Jeruzalem. Simeon wachtte op de Messias. De Geest had hem beloofd dat hij niet zou sterven voordat hij de Messias had gezien (Luc. 2:26). Het is bijzonder dat niet de hogepriester of iemand anders in de tempel deze goddelijke aanwijzing ontving. Toen de Geest Simeon in de tempel bracht, nam hij het kind in zijn armen en hij loofde hij God (Luc. 2:27-30).

In de tempel was er ook een profetes, Anna. Als profetes wees zij het volk op God en zijn beloften. Zij kwam uit de stam Aser, een van de tien noordelijke stammen. Met haar vierentachtig jaar had Anna een bewogen geschiedenis meegemaakt. Nu sprak zij meteen over de verlossing van Jeruzalem bij het zien van Jezus.

Simeon en Anna zagen de bevrijding van de schepping. Beiden geloofden dat door dit kleine kind de kosmos gered werd. De duisternis zou verdwijnen en het licht zou te voorschijn komen. Ellende zou plaats maken voor vreugde, smart voor blijdschap. Dat was de boodschap die de eerste Kerst in de wereld bracht en waar christenen nog steeds dankbaar voor zijn.

Raymond R. Hausoul

Dit artikel is eerder verschenen in het StudieBijbel magazine 14.2 december 2020 en met toestemming van het Centrum voor Bijbelonderzoek hier geplaatst.

Aantekeningen bij de Bijbel heeft een samenwerkingsverband met Centrum voor Bijbelonderzoek en bij een abonnement op hun 'StudieBijbelpakket Salomo' krijgt u via deze link de eerste 60 dagen gratis.

Tags: Kerst
Gerelateerde onderwerpen: Kerst

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken