Lukas 21
21:1En opziende, zag Hij de rijken hun gaven in de schatkist werpen.
21:2En Hij zag ook een zekere arme weduwe twee kleine [penningen] daarin werpen.
21:3En Hij zeide: Waarlijk, Ik zeg u, dat deze arme weduwe meer dan allen heeft [in]geworpen.
21:4Want die allen hebben van hun overvloed geworpen tot de gaven Gods; maar deze heeft van haar gebrek, al den leeftocht, dien zij had, [daarin] geworpen.
21:5En als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schonen stenen en begiftigingen versierd was, zeide Hij:
21:6[Wat] deze dingen [aangaat], die gij aanschouwt, er zullen dagen komen, in welke niet [een] steen op [den anderen] steen zal gelaten worden, die niet zal worden afgebroken.
21:7En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn, en welk is het teken, wanneer deze dingen zullen geschieden?
21:8En Hij zeide: Ziet, dat gij niet verleid wordt; want velen zullen er komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben [de Christus]; en de tijd is nabij gekomen, gaat dan hen niet na.
21:9En wanneer gij zult horen van oorlogen en beroerten, zo wordt niet verschrikt; want deze dingen moeten eerst geschieden; maar [nog] is terstond het einde niet.
21:10Toen zeide Hij tot hen: Het [ene] volk zal tegen het [andere] volk opstaan, en het [ene] koninkrijk tegen het [andere] koninkrijk.
21:11En er zullen grote aardbevingen wezen in verscheidene plaatsen, en hongersnoden, en pestilentien; er zullen ook schrikkelijke dingen, en grote tekenen van den hemel geschieden.
21:12Maar voor dit alles, zullen zij hun handen aan ulieden slaan, en [u] vervolgen, [u] overleverende in de synagogen en gevangenissen; en gij zult getrokken worden voor koningen en stadhouders, om Mijns Naams wil.
21:13En [dit] zal u overkomen tot een getuigenis.
21:14Neemt dan in uw harten voor, van te voren niet te overdenken, [hoe] gij u verantwoorden zult;
21:15Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen, die zich tegen u zetten.
21:16En gij zult overgeleverd worden ook van ouders, en broeders, en magen, en vrienden; en zij zullen er [sommigen] uit u doden.
21:17En gij zult van allen gehaat worden om Mijns Naams wil.
21:18Doch niet een haar uit uw hoofd zal verloren gaan.
21:19Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid.
21:20Maar wanneer gij zien zult, dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan, dat haar verwoesting nabij gekomen is.
21:21Alsdan die in Judea zijn, dat zij vlieden naar de bergen; en die in het midden van dezelve zijn, dat zij daaruit trekken; en die op de velden zijn, dat zij in dezelve niet komen.
21:22Want deze zijn dagen der wraak, opdat alles vervuld worde, dat geschreven is.
21:23Doch wee den bevruchten en den zogenden [vrouwen] in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land, en toorn over dit volk.
21:24En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn.
21:25En er zullen tekenen zijn in de zon, en maan, en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven;
21:26En den mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden.
21:27En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid.
21:28Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.
21:29En Hij zeide tot hen een gelijkenis: Ziet den vijgeboom, en al de bomen.
21:30Wanneer zij nu uitspruiten, en gij [dat] ziet, zo weet gij uit uzelven, dat de zomer nu nabij is.
21:31Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet, dat het Koninkrijk Gods nabij is.
21:32Voorwaar Ik zeg u, dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan, totdat alles zal geschied zijn.
21:33De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
21:34En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens [over]kome.
21:35Want gelijk een strik zal hij komen over al degenen, die op den gansen aardbodem gezeten zijn.
21:36Waakt dan te aller tijd, biddende, dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen, en te staan voor den Zoon des mensen.
21:37Des daags nu was Hij lerende in de tempel; maar des nacht ging Hij uit, en vernachtte op den berg, genaamd den Olijf[berg].
21:38En al het volk kwam des morgens vroeg tot Hem in den tempel, om Hem te horen.

KlussenKlussen