Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want die [5]een [vreemde] taal spreekt, spreekt niet [6]den mensen, maar [7]Gode; want niemand [8]verstaat [het], doch [9]met den geest spreekt hij [10]verborgenheden. 5. Gr. met een tong; gelijk ook in het volgende. 6. Dat is, dat hij hen daarmede zou bekendmaken de gedachten zijns harten, hetwelk het doel is der spraak, waartoe zij gebruikt wordt. 7. Dat is, dat het wel verstaan wordt door God, maar niet door de mensen. Hetwelk niet genoeg is. 8. Gr. hoort het; namelijk met verstand. Zie Gen.11:7. 9. Dat is, met de gave, die de Heilige Geest in hem gewrocht heeft. Of, zijn gemoed. 10. Dit kan verstaan worden, of van de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen, Matth.13:11; hfdst.4 vs.1, en hfdst.13 vs.2, die te treffelijk zijn, dan dat zij zonder vrucht en aandacht in onbekende taal zouden voorgesteld worden; of dat die in onbekende taal spreekt, niet anders doet dan of hij enige verborgen dingen voorstelde, die niemand verstaan kan.