Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Haggai nu, de profeet, en Zacharia, de [1]zoon van Iddo, profeten, [2]profeteerden tot de Joden, die in Juda en te Jeruzalem waren; in den [3]naam des Gods van Israel [4][profeteerden zij] tot hen. 1. Dat is, zoonszoon; want hij was een zoon van Barechja, die een zoon was van Iddo; Zach.1:1. 2. In het tweede jaar van den koning Darius. Zie Hag.1:1; Zach.1:1. 3. Dat is, door bevel. 4. Bevelende hun het bouwen des tempels te hervatten.