Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [31]Waar is uw [32]koning [33]nu? Dat hij u behoude in al uw steden! En uw [34]richters, waar gij van [35]zeidet: Geef mij een koning en vorsten? 31. Zie van het Hebreeuwse woord, vs.14. 32. Op wien gij u verlaten hebt, menende dat hij u genoeg behouden zou. Alzo bespot de Heere hun ijdel vertrouwen, sprekende van het toekomende alsof het tegenwoordig ware. Vergelijk boven hfdst.10 vs.3. 33. Aldus wordt het Hebreeuwse woord Epho ook gebruikt voor nu, of dan, tot aanvulling van ene rede, Job 9:24, en Job 17:15, en Job 19:6; Jes.19:12, en Jes.22:1. Anders: Ik zal, of zou uw koning zijn, waar is [een ander?] dat hij u, enz., of die u behoude, enz., of Ik zal er zijn, [maar] waar is uw koning, enz. Alsof God zeide: Ik ben en blijf eeuwiglijk dezelfde, [zie Ex.3:14], waarom gij bij mij uwe hulp en heil behoordet gezocht te hebben; maar gij hebt vertrouwd op uwen koning, die nu nergens voorhanden is. Vergelijk boven hfdst.10 vs.15. 34. Dat is, regenten, die den koning zouden bijstaan om u te beschermen. 35. Ten tijde van den profeet Samuel. Zie 1 Sam.8:5; ten ware dat die van Efraim dergelijke woorden, volgens hunne trotsheid, mochten hebben gebruikt ten tijde van Rehabeam, als zij zich van Juda afscheurden en een eigen koning over de tien stammen maakten, hetwelk God door zijn verborgen raad alzo geschikt heeft, en verklaard dat Hij het gedaan heeft [1 Kon.11:31,35], hoewel de schuld van het volk daarom niet te minder is geweest.