, [], Whether the gifts are set down by Isaias in their order of dignity?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Een zoon [20]zal den vader eren, en een knecht [21]zijn heer; ben Ik dan een Vader, waar is [22]Mijn eer? En ben Ik een Heere, waar is [23]Mijn vreze? zegt de HEERE der heirscharen tot u, [24]o priesters, verachters Mijns Naams! [25]Maar gij zegt: [26]Waarmede verachten wij Uw Naam? 20. Dat is, hij is schuldig zijnen vader te eren. 21. Hebr. zijne heere. Zie Gen.39:2. 22. Dat is, de eer die men mij schuldig is. 23. Dat is, de vreze, die men mij schuldig is. 24. Hij bestraft de priesters, die toen leefde, bij name, omdat zij, die van ambtswege schuldig waren de zonden van het volk wel ernstiglijk te bestraffen, hetzelve met een kwaad voorbeeld voorgingen. 25. Anders: indien gijlieden zegt. 26. Deze snode priesters begingen niet alleen grove zonden, maar zij waren in dezelve zo verhard, dat zij ze nog niet willen bekennen.