En [11]zijn staart trok het derde [deel] der sterren des hemels, en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, opdat hij haar kind zou verslinden, wanneer zij het zou gebaard hebben.
11. Gelijk hfdst.1 vs.20 verklaard is, dat de zeven sterren de zeven engelen der gemeenten zijn, zo kan ook hier geschikt het derde deel der leraars of voorgangers der gemeente verstaan worden, die door den staart, dat is door de kracht en venijnigheid van dezen draak, in den tijden der vervolgingen en der ketterijen, waarvan hiervoren hfdst.6 vs.3, enz. is geprofeteerd, van de rechte leer en ware geestelijke zorg der Kerk, tot wereldse zorg, zouden afvallen, gelijk hiervoren hfdst.9 vs.1 is aangewezen, en gelijk de kerkelijke geschiedenis getuigt, dat in zulke tijden soms geschied is.