Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij zult hen zetten als een vurigen oven ter tijd uws [toornigen] [12]aangezichts; de HEERE zal hen in Zijn toorn verslinden, en het vuur zal hen verteren. 12. Dat is, van uwen toorn, dat is, wanneer Gij hen in toorn zult aanzien, oordelen en straffen. Verg. hfdst.34 vs.17. Gen.32:20. Lev.17:10; Lev.20:6. Jer.3:12; Jer.4:26. Klaagl.4:16. Merk dat het aangezicht Gods hier genomen wordt voor zijnen toorn en boven, hfdst.10 vs.7, voor zijne gunst. Verg. hfdst.25 vs.18,19.