SV | Indien iemand zegt: Ik heb God lief; en haat zijn broeder, die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, dien hij gezien heeft, hoe kan hij God liefhebben, Dien hij niet gezien heeft? |
Steph | εαν τις ειπη οτι αγαπω τον θεον και τον αδελφον αυτου μιση ψευστης εστιν ο γαρ μη αγαπων τον αδελφον αυτου ον εωρακεν τον θεον ον ουχ εωρακεν πωσ δυναται αγαπαν |
Trans. | ean tis eipē oti agapō ton theon kai ton adelphon autou misē pseustēs estin o gar mē agapōn ton adelphon autou on eōraken ton theon on ouch eōraken pōs̱ dynatai agapan |
Indien iemand zegt: Ik heb God lief; en haat zijn broeder, die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, dien hij gezien heeft, hoe kan hij God liefhebben, Dien hij niet gezien heeft?
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Indien iemand zegt: Ik heb God lief; en haat zijn broeder, die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, dien hij gezien heeft, hoe kan hij God liefhebben, Dien hij niet gezien heeft?
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!