Context
Literatuur
Vertalingen

1 Kronieken 21:1

Algemeen

Overzicht

• Volkstelling
• Pest in Israël
• David's offer

Aantekeningen

Toen stond de satan op tegen Israël, en hij porde David aan, dat hij Israël telde.

• Toen stond de satan op, in de paralleltekst in 2 Samuel 24:1 staat dat de toorn van de Heere het was die David hiertoe verleidde. De vraag is dan ook of dit een tegenstelling is, of dat er een andere verklaring is voor deze schijnbare tegenstrijdige teksten: 1) Omdat in het Hebreeuws geen lidwoord staat bij 'satan' kan het ook als het zelfstandig naamwoord "tegenstander" gaan, waarmee dan bijvoorbeeld een nabijgelegen land kan worden bedoeld die Israël bedreigde. 2) Paradoxaal kan een goddelijk gezonden aandoening een 'boodschapper van satan' worden genoemd (cf. 2 Cor. 12:7). Een Joodse verklaring geeft "Satan, under Hashem’s supervision, becomes the representation of Hashem’s strict attitude in decision-making, or what is commonly referred to as Hashem’s Middat HaDin. This explains the surprising fact that Shmuel II 24:1 and Divrei HaYamim I 21:1 use Hashem and Satan interchangeably! Satan is a personification of God’s attribute of judgment, not a mean-spirited angel who manipulates Hashem into harming people." (Depths of Yonah 4:2:13). De NBV geeft als opmerking "God kan iemand niet tot zonde aanzetten. Dat gaat tegen zijn natuur in (Jak. 1:13-14). Een uitleg is: God laat mensen en Satan soms hun gang gaan, maar altijd binnen zijn grenzen (Job 1:12; 2:6). Een andere uitleg is dat in Samuel de Israëlieten al gezondigd hadden en God hen met de volkstelling wilde straffen."
• dat hij Israël telde, uit vs. 5 blijkt dat David was geïnteresseerd in hoeveel strijdbare mannen er waren.

Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

Toen stond de satan op tegen Israël, en hij porde David aan, dat hij Israël telde.

• שָׂטָן ^H7854 "tegenstander, wederpartijder"; Uit de context moet men halen of het om een menselijke tegenstander (1 Sam. 29:4; 1 Kon. 11:14, 23, 25) gaat, of om een bovennatuurlijke tegenstander zoals de Engel des Heeren (Num. 22:22, 32) of satan (Job 1:6ev.; Zach. 3:1-2). Omdat hier geen lidwoord staat is het waarschijnlijk dat het om een "tegenstander" gaat (cf. TLOT, p. 1269) dan om een persoonsnaam, i.e. een nabijgelegen land die Israël bedreigde.

• שָׂטָ֖ן MT; διάβολος LXX;

• Varianten Kennicott Vetus Testamentum Hebraicum (1780):
  

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!