SV | En David ging van daar naar Mizpa der Moabieten; en hij zeide tot den koning der Moabieten: Laat toch mijn vader en mijn moeder bij ulieden uitgaan, totdat ik weet, wat God mij doen zal. |
WLC | וַיֵּ֧לֶךְ דָּוִ֛ד מִשָּׁ֖ם מִצְפֵּ֣ה מֹואָ֑ב וַיֹּ֣אמֶר ׀ אֶל־מֶ֣לֶךְ מֹואָ֗ב יֵֽצֵא־נָ֞א אָבִ֤י וְאִמִּי֙ אִתְּכֶ֔ם עַ֚ד אֲשֶׁ֣ר אֵדַ֔ע מַה־יַּֽעֲשֶׂה־לִּ֖י אֱלֹהִֽים׃ |
Trans. | wayyēleḵə dāwiḏ miššām miṣəpēh mwō’āḇ wayyō’mer| ’el-meleḵə mwō’āḇ yēṣē’-nā’ ’āḇî wə’immî ’itəḵem ‘aḏ ’ăšer ’ēḏa‘ mah-yya‘ăśeh-llî ’ĕlōhîm: |
En David ging van daar naar Mizpa der Moabieten; en hij zeide tot den koning der Moabieten: Laat toch mijn vader en mijn moeder bij ulieden uitgaan, totdat ik weet, wat God mij doen zal.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En David ging van daar naar Mizpa der Moabieten; en hij zeide tot den koning der Moabieten: Laat toch mijn vader en mijn moeder bij ulieden uitgaan, totdat ik weet, wat God mij doen zal.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!