SV | Toen nu de mannen te Asdod zagen, dat het alzo [toeging], zo zeiden zij: Dat de ark des Gods van Israel bij ons niet blijve; want Zijn hand is hard over ons, en over Dagon, onzen god. |
WLC | וַיִּרְא֥וּ אַנְשֵֽׁי־אַשְׁדֹּ֖וד כִּֽי־כֵ֑ן וְאָמְר֗וּ לֹֽא־יֵשֵׁ֞ב אֲרֹ֨ון אֱלֹהֵ֤י יִשְׂרָאֵל֙ עִמָּ֔נוּ כִּֽי־קָשְׁתָ֤ה יָדֹו֙ עָלֵ֔ינוּ וְעַ֖ל דָּגֹ֥ון אֱלֹהֵֽינוּ׃ |
Trans. | wayyirə’û ’anəšê-’ašədwōḏ kî-ḵēn wə’āmərû lō’-yēšēḇ ’ărwōn ’ĕlōhê yiśərā’ēl ‘immānû kî-qāšəṯâ yāḏwō ‘ālênû wə‘al dāḡwōn ’ĕlōhênû: |
Toen nu de mannen te Asdod zagen, dat het alzo [toeging], zo zeiden zij: Dat de ark des Gods van Israël bij ons niet blijve; want Zijn hand is hard over ons, en over Dagon, onzen god.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen nu de mannen te Asdod zagen, dat het alzo [toeging], zo zeiden zij: Dat de ark des Gods van Israel bij ons niet blijve; want Zijn hand is hard over ons, en over Dagon, onzen god.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!