AB | Maar Joas, de koning van Israël, zond [iemand] tot Amazia, de koning van Juda, en zei: De distel, die op de Libanon is, zond tot de ceder, die op den Libanon is, en zei: Geef uw dochter [aan] mijn zoon tot vrouw; maar het gedierte van het veld, dat op de Libanon is, ging voorbij, en vertrad de distel. |
SV | Maar Joas, de koning van Israel, zond tot Amazia, den koning van Juda, zeggende: De distel, die op den Libanon is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, zeggende: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte des velds, dat op den Libanon is, ging voorbij, en vertrad den distel. |
WLC | וַיִּשְׁלַ֞ח יְהֹואָ֣שׁ מֶֽלֶךְ־יִשְׂרָאֵ֗ל אֶל־אֲמַצְיָ֣הוּ מֶֽלֶךְ־יְהוּדָה֮ לֵאמֹר֒ הַחֹ֜וחַ אֲשֶׁ֣ר בַּלְּבָנֹ֗ון לַח אֶל־הָאֶ֜רֶז אֲשֶׁ֤ר בַּלְּבָנֹון֙ לֵאמֹ֔ר תְּנָֽה־אֶת־בִּתְּךָ֥ לִבְנִ֖י לְאִשָּׁ֑ה וַֽתַּעֲבֹ֞ר חַיַּ֤ת הַשָּׂדֶה֙ אֲשֶׁ֣ר בַּלְּבָנֹ֔ון וַתִּרְמֹ֖ס אֶת־הַחֹֽוחַ׃ |
Trans. | wayyišəlaḥ yəhwō’āš meleḵə-yiśərā’ēl ’el-’ămaṣəyâû meleḵə-yəhûḏâ lē’mōr haḥwōḥa ’ăšer balləḇānwōn šālaḥ ’el-hā’erez ’ăšer balləḇānwōn lē’mōr tənâ-’eṯ-bitəḵā liḇənî lə’iššâ wata‘ăḇōr ḥayyaṯ haśśāḏeh ’ăšer balləḇānwōn watirəmōs ’eṯ-haḥwōḥa: |
Maar Joas, de koning van Israel, zond tot Amazia, den koning van Juda, zeggende: De distel, die op den Libanon is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, zeggende: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte des velds, dat op den Libanon is, ging voorbij, en vertrad den distel.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Maar Joas, de koning van Israel, zond tot Amazia, den koning van Juda, zeggende: De distel, die op den Libanon is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, zeggende: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte des velds, dat op den Libanon is, ging voorbij, en vertrad den distel.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!