SV | En zij spraken tot hem, zeggende: Indien gij dit volk goedertieren en jegens hen goedwillig wezen zult, en tot hen goede woorden spreken, zo zullen zij te allen dage uw knechten zijn. |
WLC | וַיְדַבְּר֨וּ אֵלָ֜יו לֵאמֹ֗ר אִם־תִּֽהְיֶ֨ה לְטֹ֜וב לְהָעָ֤ם הַזֶּה֙ וּרְצִיתָ֔ם וְדִבַּרְתָּ֥ אֲלֵהֶ֖ם דְּבָרִ֣ים טֹובִ֑ים וְהָי֥וּ לְךָ֛ עֲבָדִ֖ים כָּל־הַיָּמִֽים׃ |
Trans. | wayəḏabərû ’ēlāyw lē’mōr ’im-tihəyeh ləṭwōḇ ləhā‘ām hazzeh ûrəṣîṯām wəḏibarətā ’ălēhem dəḇārîm ṭwōḇîm wəhāyû ləḵā ‘ăḇāḏîm kāl-hayyāmîm: |
En zij spraken tot hem, zeggende: Indien gij dit volk goedertieren en jegens hen goedwillig wezen zult, en tot hen goede woorden spreken, zo zullen zij te allen dage uw knechten zijn.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En zij spraken tot hem, zeggende: Indien gij dit volk goedertieren en jegens hen goedwillig wezen zult, en tot hen goede woorden spreken, zo zullen zij te allen dage uw knechten zijn.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!