SV | Toen zeide David tot Gad: Mij is zeer bange; laat ons toch in de hand des HEEREN vallen, want Zijn barmhartigheden zijn vele, maar laat mij in de hand van mensen niet vallen. |
WLC | וַיֹּ֧אמֶר דָּוִ֛ד אֶל־גָּ֖ד צַר־לִ֣י מְאֹ֑ד נִפְּלָה־נָּ֤א בְיַד־יְהוָה֙ כִּֽי־רַבִּ֣ים [רַחֲמֹו כ] (רַֽחֲמָ֔יו ק) וּבְיַד־אָדָ֖ם אַל־אֶפֹּֽלָה׃ |
Trans. | wayyō’mer dāwiḏ ’el-gāḏ ṣar-lî mə’ōḏ nipəlâ-nnā’ ḇəyaḏ-JHWH kî-rabîm raḥămāw raḥămāyw ûḇəyaḏ-’āḏām ’al-’epōlâ: |
Toen zeide David tot Gad: Mij is zeer bange; laat ons toch in de hand des HEEREN vallen, want Zijn barmhartigheden zijn vele, maar laat mij in de hand van mensen niet vallen.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen zeide David tot Gad: Mij is zeer bange; laat ons toch in de hand des HEEREN vallen, want Zijn barmhartigheden zijn vele, maar laat mij in de hand van mensen niet vallen.
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!