SV | Nu dan, zo gijlieden gereed zijt, dat gij ten tijde, als gij horen zult het geluid des hoorns, der pijp, der citer, der vedel, der psalteren, en des akkoordgezangs, en allerlei soort der muziek, nedervalt, en aanbidt het beeld, dat ik gemaakt heb, [zo is het wel]; maar zo gijlieden het niet aanbidt; ter zelfder ure zult gijlieden geworpen worden in het midden van den oven des brandenden vuurs; en wie is de God, Die ulieden uit mijn handen verlossen zou? |
WLC | כְּעַ֞ן הֵ֧ן אִֽיתֵיכֹ֣ון עֲתִידִ֗ין דִּ֣י בְעִדָּנָ֡א דִּֽי־תִשְׁמְע֡וּן קָ֣ל קַרְנָ֣א מַשְׁרֹוקִיתָ֣א [קִיתָרֹס כ] (קַתְרֹ֣וס ק) שַׂבְּכָ֡א פְּסַנְתֵּרִין֩ וְסוּמְפֹּ֨נְיָ֜ה וְכֹ֣ל ׀ זְנֵ֣י זְמָרָ֗א תִּפְּל֣וּן וְתִסְגְּדוּן֮ לְצַלְמָ֣א דִֽי־עַבְדֵת֒ וְהֵן֙ לָ֣א תִסְגְּד֔וּן בַּהּ־שַׁעֲתָ֣ה תִתְרְמֹ֔ון לְגֹֽוא־אַתּ֥וּן נוּרָ֖א יָקִֽדְתָּ֑א וּמַן־ה֣וּא אֱלָ֔הּ דֵּ֥י יְשֵֽׁיזְבִנְכֹ֖ון מִן־יְדָֽי׃ |
Trans. | kə‘an hēn ’îṯêḵwōn ‘ăṯîḏîn dî ḇə‘idānā’ dî-ṯišəmə‘ûn qāl qarənā’ mašərwōqîṯā’ qîṯārōs qaṯərwōs śabəḵā’ pəsanətērîn wəsûməpōnəyâ wəḵōl zənê zəmārā’ tipəlûn wəṯisəgəḏûn ləṣaləmā’ ḏî-‘aḇəḏēṯ wəhēn lā’ ṯisəgəḏûn bah-ša‘ăṯâ ṯiṯərəmwōn ləḡwō’-’atûn nûrā’ yāqiḏətā’ ûman-hû’ ’ĕlāh dê yəšêzəḇinəḵwōn min-yəḏāy: |
Nu dan, zo gijlieden gereed zijt, dat gij ten tijde, als gij horen zult het geluid des hoorns, der pijp, der citer, der vedel, der psalteren, en des akkoordgezangs, en allerlei soort der muziek, nedervalt, en aanbidt het beeld, dat ik gemaakt heb, [zo is het wel]; maar zo gijlieden het niet aanbidt; ter zelfder ure zult gijlieden geworpen worden in het midden van den oven des brandenden vuurs; en wie is de God, Die ulieden uit mijn handen verlossen zou?
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Nu dan, zo gijlieden gereed zijt, dat gij ten tijde, als gij horen zult het geluid des hoorns, der pijp, der citer, der vedel, der psalteren, en des akkoordgezangs, en allerlei soort der muziek, nedervalt, en aanbidt het beeld, dat ik gemaakt heb, [zo is het wel]; maar zo gijlieden het niet aanbidt; ter zelfder ure zult gijlieden geworpen worden in het midden van den oven des brandenden vuurs; en wie is de God, Die ulieden uit mijn handen verlossen zou?
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!