Deuteronomium 12:2

SVGij zult ganselijk vernielen al de plaatsen, alwaar de volken, die gij zult erven, hun goden gediend hebben; op de hoge bergen, en op de heuvelen, en onder allen groenen boom.
WLCאַבֵּ֣ד תְּ֠אַבְּדוּן אֶֽת־כָּל־הַמְּקֹמֹ֞ות אֲשֶׁ֧ר עָֽבְדוּ־שָׁ֣ם הַגֹּויִ֗ם אֲשֶׁ֥ר אַתֶּ֛ם יֹרְשִׁ֥ים אֹתָ֖ם אֶת־אֱלֹהֵיהֶ֑ם עַל־הֶהָרִ֤ים הָֽרָמִים֙ וְעַל־הַגְּבָעֹ֔ות וְתַ֖חַת כָּל־עֵ֥ץ רַעֲנָן ׃
Trans.’abēḏ tə’abəḏûn ’eṯ-kāl-hamməqōmwōṯ ’ăšer ‘āḇəḏû-šām hagwōyim ’ăšer ’atem yōrəšîm ’ōṯām ’eṯ-’ĕlōhêhem ‘al-hehārîm hārāmîm wə‘al-hagəḇā‘wōṯ wəṯaḥaṯ kāl-‘ēṣ ra‘ănān:

Algemeen

Zie ook: afgoden (vernietigen), Bergen, Boom (heilige)
Exodus 34:12, Exodus 34:13, Deuteronomium 7:5

Aantekeningen

Gij zult ganselijk vernielen al de plaatsen, alwaar de volken, die gij zult erven, hun goden gediend hebben; op de hoge bergen, en op de heuvelen, en onder allen groenen boom.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

אַבֵּ֣ד

Gij zult ganselijk

תְּ֠אַבְּדוּן

vernielen

אֶֽת־

-

כָּל־

-

הַ

-

מְּקֹמ֞וֹת

al de plaatsen

אֲשֶׁ֧ר

die

עָֽבְדוּ־

gediend hebben

שָׁ֣ם

-

הַ

-

גּוֹיִ֗ם

alwaar de volken

אֲשֶׁ֥ר

-

אַתֶּ֛ם

-

יֹרְשִׁ֥ים

gij zult erven

אֹתָ֖ם

-

אֶת־

-

אֱלֹהֵיהֶ֑ם

hun goden

עַל־

-

הֶ

-

הָרִ֤ים

bergen

הָֽ

-

רָמִים֙

op de hoge

וְ

-

עַל־

-

הַ

-

גְּבָע֔וֹת

en op de heuvelen

וְ

-

תַ֖חַת

-

כָּל־

-

עֵ֥ץ

boom

רַעֲנָן

en onder allen groenen


Gij zult ganselijk vernielen al de plaatsen, alwaar de volken, die gij zult erven, hun goden gediend hebben; op de hoge bergen, en op de heuvelen, en onder allen groenen boom.

________

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!