Deuteronomium 15:2

SVDit nu is de zaak der vrijlating, dat ieder schuldheer, die zijn naaste zal geleend hebben, vrijlate; hij zal zijn naaste of zijn broeder niet manen, dewijl men den HEERE een vrijlating heeft uitgeroepen.
WLCוְזֶה֮ דְּבַ֣ר הַשְּׁמִטָּה֒ שָׁמֹ֗וט כָּל־בַּ֙עַל֙ מַשֵּׁ֣ה יָדֹ֔ו אֲשֶׁ֥ר יַשֶּׁ֖ה בְּרֵעֵ֑הוּ לֹֽא־יִגֹּ֤שׂ אֶת־רֵעֵ֙הוּ֙ וְאֶת־אָחִ֔יו כִּֽי־קָרָ֥א שְׁמִטָּ֖ה לַֽיהוָֽה׃
Trans.wəzeh dəḇar haššəmiṭṭâ šāmwōṭ kāl-ba‘al maššēh yāḏwō ’ăšer yaššeh bərē‘ēhû lō’-yigōś ’eṯ-rē‘ēhû wə’eṯ-’āḥîw kî-qārā’ šəmiṭṭâ laJHWH:

Algemeen

Zie ook: 11Q13, Schulden hebben

Aantekeningen

Dit nu is de zaak der vrijlating, dat ieder schuldheer, die zijn naaste zal geleend hebben, vrijlate; hij zal zijn naaste of zijn broeder niet manen, dewijl men den HEERE een vrijlating heeft uitgeroepen.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וְ

-

זֶה֮

-

דְּבַ֣ר

Dit nu is de zaak

הַ

-

שְּׁמִטָּה֒

der vrijlating

שָׁמ֗וֹט

vrijlate

כָּל־

-

בַּ֙עַל֙

dat ieder schuldheer

מַשֵּׁ֣ה

-

יָד֔וֹ

-

אֲשֶׁ֥ר

-

יַשֶּׁ֖ה

zal geleend hebben

בְּ

-

רֵעֵ֑הוּ

die zijn naaste

לֹֽא־

-

יִגֹּ֤שׂ

niet manen

אֶת־

-

רֵעֵ֙הוּ֙

hij zal zijn naaste

וְ

-

אֶת־

-

אָחִ֔יו

of zijn broeder

כִּֽי־

-

קָרָ֥א

heeft uitgeroepen

שְׁמִטָּ֖ה

een vrijlating

לַֽ

-

יהוָֽה

dewijl men den HEERE


Dit nu is de zaak der vrijlating, dat ieder schuldheer, die zijn naaste zal geleend hebben, vrijlate; hij zal zijn naaste of zijn broeder niet manen, dewijl men den HEERE een vrijlating heeft uitgeroepen.

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!