SV | Het geweld is opgerezen tot een roede der goddeloosheid; niets van hen zal [overblijven], noch van hun menigte, noch van hun gedruis, en geen klage zal over hen zijn. |
WLC | הֶחָמָ֥ס ׀ קָ֖ם לְמַטֵּה־רֶ֑שַׁע לֹא־מֵהֶ֞ם וְלֹ֧א מֵהֲמֹונָ֛ם וְלֹ֥א מֶהֱמֵהֶ֖ם וְלֹא־נֹ֥הַּ בָּהֶֽם׃ |
Trans. | heḥāmās qām ləmaṭṭēh-reša‘ lō’-mēhem wəlō’ mēhămwōnām wəlō’ mehĕmēhem wəlō’-nōhha bâem: |
Het geweld is opgerezen tot een roede der goddeloosheid; niets van hen zal [overblijven], noch van hun menigte, noch van hun gedruis, en geen klage zal over hen zijn.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Het geweld is opgerezen tot een roede der goddeloosheid; niets van hen zal [overblijven], noch van hun menigte, noch van hun gedruis, en geen klage zal over hen zijn.
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!