AB | En de aarde bracht voort jong groen, zaaddragende gewassen naar hun soort en vruchtdragend geboomte met zaad daarin, naar zijn soort en God zag dat het goed was. |
SV | En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiende naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. |
WLC | וַתֹּוצֵ֨א הָאָ֜רֶץ דֶּ֠שֶׁא עֵ֣שֶׂב מַזְרִ֤יעַ זֶ֙רַע֙ לְמִינֵ֔הוּ וְעֵ֧ץ עֹֽשֶׂה־פְּרִ֛י אֲשֶׁ֥ר זַרְעֹו־בֹ֖ו לְמִינֵ֑הוּ וַיַּ֥רְא אֱלֹהִ֖ים כִּי־טֹֽוב׃ |
Trans. | watwōṣē’ hā’āreṣ deše’ ‘ēśeḇ mazərî‘a zera‘ ləmînēhû wə‘ēṣ ‘ōśeh-pərî ’ăšer zarə‘wō-ḇwō ləmînēhû wayyarə’ ’ĕlōhîm kî-ṭwōḇ: |
En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiende naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiende naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!