AB | De aarde nu was woestheid en ledigheid en duisternis was in de diepte en Gods Geest zweefde over het oppervlak van de wateren. |
SV | De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren. |
WLC | וְהָאָ֗רֶץ הָיְתָ֥ה תֹ֙הוּ֙ וָבֹ֔הוּ וְחֹ֖שֶׁךְ עַל־פְּנֵ֣י תְהֹ֑ום וְר֣וּחַ אֱלֹהִ֔ים מְרַחֶ֖פֶת עַל־פְּנֵ֥י הַמָּֽיִם׃ |
Trans. | wəhā’āreṣ hāyəṯâ ṯōhû wāḇōhû wəḥōšeḵə ‘al-pənê ṯəhwōm wərûḥa ’ĕlōhîm məraḥefeṯ ‘al-pənê hammāyim: |
De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.
De "Dikke van Dale" kiest in navolging van de Nederlandse Bijbelvertalingen in Gen.1:2 voor de eerste betekenis van "woest".
Daarentegen kiezen de aanhangers van de restitutietheorie voor de tweede interpretatie van woest, namelijk als iets dat onordelijk is.
Het Nederlands brengt ons dus niet veel verder. Wat valt vanuit het Hebreeuws over deze woorden te zeggen?
De woordenboeken van het Bijbels Hebreeuws brengen ons evenmin veel verder. Zo geeft het "Bijbels Hebreeuws Nederlands Woordenboek" van E. Italie uit 1907 (herdruk 1994, de Haan-boeken, Ede), in navolging van het gezaghebbende Duitstalige Hebreeuwse woordenboek van Gesenius als vertaling van tohoe "woestenij; woestheid; verwoesting" en van bohoe "ledigheid; eenzaamheid". De modernere woordenboeken van het Bijbels Hebreeuws leveren weinig nieuws op, of het moest zijn, dat zij tohoe met ledigheid vertalen en bohoe met woestenij, net andersom dus.
Een probleem is dat we in het Hebreeuws geen woorden van dezelfde stam hebben. Kenmerk van de Semitische talen is namelijk, dat men van een woordstam verschillende woorden kan afleiden, waardoor we een idee krijgen wat zo'n woord betekent. Evenmin zijn in andere Semitische talen parallellen voor de woorden tohoe wabohoe gevonden. In populaire studies wordt vaak beweerd dat zij verwant zijn aan woorden in het Babylonisch-Assyrisch, maar dit is niet juist gebleken. Mogelijk is het woord tohoe verwant aan het Ugaritische woord thw dat woestijn betekent. Voor de vertaling van dit woord kunnen we daarom niet bij andere talen te rade gaan.
Het raadplegen van een Hebreeuwse concordantie leert ons dat het woord tohoe twintig keer in het Oude Testament voorkomt, waarvan drie keer in combinatie met bohoe, dat verder los niet voorkomt. Behalve in Gen. 1:2 komt het in combinatie alleen voor in Jes. 34:11 en Jer. 4:23. Los wordt tohoe meestal vertaald met "leegheid".
U. Cassuto, een Israëlische geleerde heeft in zijn commentaar bij Gen. 1:2 opgemerkt dat de meeste commentatoren de fout maken dit woord tohoe apart te bestuderen. Naar zijn mening is dit methodisch niet juist. De uitdrukking tohoe wabohoe vormt een vaste uitdrukking en behoeft daarom niet vertaald te worden als de afzonderlijke woorden. Als voorbeeld van zo'n samengestelde uitdrukking, die tezamen iets anders betekenen als de afzonderlijke componenten, noemt hij het modern Hebreeuwse woord kolno'a. het is samengesteld uit de woorden kol, letterlijk "stem" en no'a letterlijk "beweging". Maar tezamen is het het woord voor bioscoop! Dit zou je uit de afzonderlijke woorden niet zo gauw opmaken. Hij vat tohoe wabohoe als een uitdrukking op.
De meeste vertalingen vertalen deze woorden als bijvoeglijke naamwoorden, maar gezien de woordconstructie ligt het meer voor de hand om aan zelfstandige naamwoorden te denken, dus bijv. niet woest en ledig, maar woestheid en ledigheid."
Laten we daarom de drie teksten Gen. 1:2, Jer. 4:23 en Jes. 34:11 eens nader bekijken. Wat kunnen we uit de context van Gen. 1:2 opmaken met betrekking tot de uitdrukking tohoe wabohoe? De aarde was bedekt met water alles daarboven was als het ware bedekt met duisternis. Er waren geen levende wezens, geen planten of dieren. Er was sprake van een totale leegheid en verlatenheid. Vandaar dat ook velen hebben voorgesteld om tohoe wabohoe te vertalen met "leegheid" of "complete leegheid". J. Walton schrijft dan ook "These two words describe, not the beginning of matter, but a state of undeveloped non-functioning orderly system" (John H. Walton, The Lost World of Genesis One, p. 49). De aarde was immers leeg, er waren geen planten, dieren en mensen. Deze moesten nog geschapen worden.
In Jer. 4:23 lezen wij: "Ik zag de aarde, en zie, zij was woest en ledig; ik zag naar de hemel, en zijn licht was er niet." Deze tekst geeft een beschrijving van hoe het land er uit zal zien nadat de vijanden uit het noorden er hebben huisgehouden. Er is dan geen mens meer over, alle vogels zijn weggevlogen (vers 25), het land is tot een woestenij geworden (vers 26, 27). Deze situatie zal te vergelijken zijn met de situatie van de eerste scheppingsdag. Het aspect van leegheid past dan ook goed binnen deze context. Het land is ontvolkt en zelfs de dieren en vogels zijn verdwenen.
Nu is hier inderdaad sprake van een oordeel. Door de zonden van het volk en van haar leiders is het land door vijandelijke legers uit het noorden aangevallen, veroverd en verwoest. Maar het oordeel komt hierin tot uiting, dat het land, dat eertijds een dicht bevolkt land overvloeiende van melk en honing was, als het ware weer terug geplaatst is naar de situatie van voor de eerste scheppingsdag. Daarom mogen we op grond van deze tekst niet de conclusie trekken dat ook in Gen. 1:2 sprake is van een oordeel van God.
Evenzo verwijst Jes. 34:11, het gedeelte dat spreekt over het gericht van God over Edom, terug naar Gen. 1:2. "Pelikaan en roerdomp nemen het in bezit, uil en raaf huizen daar; Hij spant daarover het meetsnoer der woestheid en het paslood der ledigheid". Het vroeger zo dichtbevolkte gebied van Edom zal nu aan de wilde dieren ten prooi vallen, omdat er geen mensen zullen wonen. In het gericht van de HERE zijn zij allen door het zwaard omgekomen. Vers 12 vervolgt met: "Van zijn edelen is er geen, die het koninkrijk uitroept, en geen zijner vorsten is er meer. In zijn burchten schieten dorens op, netels en distels in zijn vestingen; en het zal een verblijf voor de jakhalzen zijn, een hof voor de struisvogels."
Ook hier is een duidelijk aspect van leegheid aan te wijzen: het land is onbewoond, er zijn geen inwoners meer, en daarom is het prijsgegeven aan de wilde dieren. Dat vormt het oordeel dat het land Edom zal lijken op de aarde voor de eerste scheppingsdag, toen er nog geen mensen waren.
Een andere tekst die de aanhangers van de restitutietheorie vaak aanhalen is Jes. 45:18. "Want zo zegt de HERE, die de hemelen geschapen heeft - Hij is God - die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet tot een baaierd (tohoe) heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd: Ik ben de HERE en er is geen ander". Volgens hun blijkt hieruit dat God de wereld niet tot een chaos heeft geschapen, dus de situatie van Gen. 1:2 is niet oorspronkelijk maar zo geworden.
Mijns inziens wordt hier vooral het contrast tussen "baaierd" (tohoe) en "ter bewoning" benadrukt. De HERE, de enige verlosser van Israël, de Schepper van hemel en aarde, wil dat Zijn volk naar Hem luistert, zich tot Hem bekeert, zodat zij zullen terugkeren uit de ballingschap en veilig zullen wonen in het land, dat Hij hen heeft gegeven.
Blijkbaar is tohoe hier het tegenovergestelde van iets dat bewoond is. Ook hier past het aspect van leegheid. God heeft immers de wereld geschapen opdat het vol leven zou zijn en bewoond zou worden door mensen en dieren.
Men mag daarom op grond van Jer. 4:23 en Jes. 34:11, waar sprake is van een oordeel van God over resp. Juda en Edom niet de conclusie trekken dat ook in Gen. 1:2 sprake is van een oordeel van God. Al deze teksten wijzen terug naar Gen. 1:2 en ze waarschuwen de toehoorders dat de situatie weer zal worden, zoals het ook voor de eerste scheppingsdag was, namelijk onbevolkt en leeg. Het oordeel is juist dat de klok teruggedraaid zal worden. In Gen. 1:2 zelf is echter geen sprake van een oordeel, maar van een begintoestand.
Een vertaling "chaos" in Gen. 1:2 en andere teksten is mijns inziens dan ook niet goed gekozen. Het woord "chaos" heeft in onze taal een negatieve bijklank, die we in de Bijbeltekst niet vinden. Het woord chaos zelf is van Griekse oorsprong en staat in tegenstelling tot kosmos, de geordende wereld.
Daarentegen hebben de Hebreeuwse woorden de connotatie van leegheid en onbewoond zijn. Het is nog maar de vraag of in het oudtestamentische denken eenzelfde inhoud geeft aan het woord chaos, zoals de Grieken dat doen.
Hoe moeten we ons dan de situatie van Gen. 1:2 voorstellen? U. Cassuto geeft een mooie beschrijving van dit vers: "Net zoals de pottenbakker, wanneer hij een mooie vaas wil maken, eerst een klomp klei pakt en het op een pottenbakkerswiel plaatst om het te kneden, zoals hij het wil, zo maakte de Schepper eerst voor zich zelf het ruwe materiaal van het universum om het daarna te ordenen en leven te geven. Omdat alles nog niet gevormd was, lagen de zwaarste materialen op de bodem, met het water als het lichtste er boven op. En deze situatie wordt tohoe wabohoe genoemd. Er is dus geen sprake van chaos of wanorde in de negatieve zin des woords, maar alleen van een onbewoonde, nog niet geordende situatie."
Hoe zouden we tohoe wabohoe dan kunnen vertalen? Sommige geleerden denken dat bohoe een versterking vormt van tohoe. Je zou het dan kunnen omschrijven als een uiterste leegheid. Toen God in vers drie met scheppen begon, was de aarde in een complete staat van verlatenheid en eenzaamheid.
Gods Geest zweefde over het oppervlak van de wateren, Gods Geest "zweefde, broedde" over "het aangezicht" van de wateren, hieruit blijkt dat God duidelijk een plan maakte voordat Hij de rest ging scheppen, vergl. in deze Spr. 3:19 "De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid", waaruit dit temeer blijkt.
Deze passage wordt door Ben Zoma geïnterpreteerd als "als een duif die broedt over haar jonge zonder ze aan te raken" (Bab. Talmud, Ḥagigah 85).
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!