SV | En Abraham bad tot God; en God genas Abimelech, en zijn huisvrouw, en zijn dienstmaagden, zodat zij baarden. |
WLC | וַיִּתְפַּלֵּ֥ל אַבְרָהָ֖ם אֶל־הָאֱלֹהִ֑ים וַיִּרְפָּ֨א אֱלֹהִ֜ים אֶת־אֲבִימֶ֧לֶךְ וְאֶת־אִשְׁתֹּ֛ו וְאַמְהֹתָ֖יו וַיֵּלֵֽדוּ׃ |
Trans. | wayyiṯəpallēl ’aḇərâām ’el-hā’ĕlōhîm wayyirəpā’ ’ĕlōhîm ’eṯ-’ăḇîmeleḵə wə’eṯ-’išətwō wə’aməhōṯāyw wayyēlēḏû: |
En Abraham bad tot God; en God genas Abimelech, en zijn huisvrouw, en zijn dienstmaagden, zodat zij baarden.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En Abraham bad tot God; en God genas Abimelech, en zijn huisvrouw, en zijn dienstmaagden, zodat zij baarden.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!