SV | En Izak riep Jakob, en zegende hem; en gebood hem, en zeide tot hem: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaan. |
WLC | וַיִּקְרָ֥א יִצְחָ֛ק אֶֽל־יַעֲקֹ֖ב וַיְבָ֣רֶךְ אֹתֹ֑ו וַיְצַוֵּ֙הוּ֙ וַיֹּ֣אמֶר לֹ֔ו לֹֽא־תִקַּ֥ח אִשָּׁ֖ה מִבְּנֹ֥ות כְּנָֽעַן׃ |
Trans. | wayyiqərā’ yiṣəḥāq ’el-ya‘ăqōḇ wayəḇāreḵə ’ōṯwō wayəṣaûēhû wayyō’mer lwō lō’-ṯiqqaḥ ’iššâ mibənwōṯ kənā‘an: |
En Izak riep Jakob, en zegende hem; en gebood hem, en zeide tot hem: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaän.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En Izak riep Jakob, en zegende hem; en gebood hem, en zeide tot hem: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaän.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!