SV | Toen zeide Jakob tot zijn huisgezin, en tot allen, die bij hem waren: Doet weg de vreemde goden, die in het midden van u zijn, en reinigt u, en verandert uw klederen; |
WLC | וַיֹּ֤אמֶר יַעֲקֹב֙ אֶל־בֵּיתֹ֔ו וְאֶ֖ל כָּל־אֲשֶׁ֣ר עִמֹּ֑ו הָסִ֜רוּ אֶת־אֱלֹהֵ֤י הַנֵּכָר֙ אֲשֶׁ֣ר בְּתֹכְכֶ֔ם וְהִֽטַּהֲר֔וּ וְהַחֲלִ֖יפוּ שִׂמְלֹתֵיכֶֽם׃ |
Trans. | wayyō’mer ya‘ăqōḇ ’el-bêṯwō wə’el kāl-’ăšer ‘immwō hāsirû ’eṯ-’ĕlōhê hannēḵār ’ăšer bəṯōḵəḵem wəhiṭṭahărû wəhaḥălîfû śiməlōṯêḵem: |
Toen zeide Jakob tot zijn huisgezin, en tot allen, die bij hem waren: Doet weg de vreemde goden, die in het midden van u zijn, en reinigt u, en verandert uw klederen;
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen zeide Jakob tot zijn huisgezin, en tot allen, die bij hem waren: Doet weg de vreemde goden, die in het midden van u zijn, en reinigt u, en verandert uw klederen;
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!