SV | En God gedacht aan Noach, en aan al het gedierte, en aan al het vee, dat met hem in de ark was; en God deed een wind over de aarde doorgaan, en de wateren werden stil. |
WLC | וַיִּזְכֹּ֤ר אֱלֹהִים֙ אֶת־נֹ֔חַ וְאֵ֤ת כָּל־הַֽחַיָּה֙ וְאֶת־כָּל־הַבְּהֵמָ֔ה אֲשֶׁ֥ר אִתֹּ֖ו בַּתֵּבָ֑ה וַיַּעֲבֵ֨ר אֱלֹהִ֥ים ר֙וּחַ֙ עַל־הָאָ֔רֶץ וַיָּשֹׁ֖כּוּ הַמָּֽיִם׃ |
Trans. | wayyizəkōr ’ĕlōhîm ’eṯ-nōḥa wə’ēṯ kāl-haḥayyâ wə’eṯ-kāl-habəhēmâ ’ăšer ’itwō batēḇâ wayya‘ăḇēr ’ĕlōhîm rûḥa ‘al-hā’āreṣ wayyāšōkû hammāyim: |
En God gedacht aan Noach, en aan al het gedierte, en aan al het vee, dat met hem in de ark was;
en God deed een wind over de aarde doorgaan, en de wateren werden stil.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En God gedacht aan Noach, en aan al het gedierte, en aan al het vee, dat met hem in de ark was;
en God deed een wind over de aarde doorgaan, en de wateren werden stil.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!