Haggai 2:3

SVSpreek nu tot Zerubbabel, den zoon van Sealthiel, den vorst van Juda, en tot Josua, den zoon van Jozadak, den hogepriester, en tot het overblijfsel des volks, zeggende:
WLCאֱמָר־נָ֗א אֶל־זְרֻבָּבֶ֤ל בֶּן־שַׁלְתִּיאֵל֙ פַּחַ֣ת יְהוּדָ֔ה וְאֶל־יְהֹושֻׁ֥עַ בֶּן־יְהֹוצָדָ֖ק הַכֹּהֵ֣ן הַגָּדֹ֑ול וְאֶל־שְׁאֵרִ֥ית הָעָ֖ם לֵאמֹֽר׃
Trans.2:2 ’ĕmār-nā’ ’el-zərubāḇel ben-šalətî’ēl paḥaṯ yəhûḏâ wə’el-yəhwōšu‘a ben-yəhwōṣāḏāq hakōhēn hagāḏwōl wə’el-šə’ērîṯ hā‘ām lē’mōr:

Algemeen

Zie ook: Hogepriester, Jozua, Sealtiel, Zerubbabel

Aantekeningen

Spreek nu tot Zerubbabel, den zoon van Sealthiel, den vorst van Juda, en tot Josua, den zoon van Jozadak, den hogepriester, en tot het overblijfsel des volks, zeggende:


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

אֱמָר־

Spreek

נָ֗א

nu

אֶל־

tot

זְרֻבָּבֶ֤ל

Zerubbábel

בֶּן־

den zoon

שַׁלְתִּיאֵל֙

van Sealthiël

פַּחַ֣ת

den vorst

יְהוּדָ֔ה

van Juda

וְ

-

אֶל־

en tot

יְהוֹשֻׁ֥עַ

Jósua

בֶּן־

den zoon

יְהוֹצָדָ֖ק

van Józadak

הַ

-

כֹּהֵ֣ן

-

הַ

-

גָּד֑וֹל

den hogepriester

וְ

-

אֶל־

en tot

שְׁאֵרִ֥ית

het overblijfsel

הָ

-

עָ֖ם

des volks

לֵ

-

אמֹֽר

zeggende


Spreek nu tot Zerubbabel, den zoon van Sealthiel, den vorst van Juda, en tot Josua, den zoon van Jozadak, den hogepriester, en tot het overblijfsel des volks, zeggende:

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!