SV | En hij zeide tot hen: Gij weet, hoe het een Joodsen man ongeoorloofd is, zich te voegen of te gaan tot een vreemde; doch God heeft mij getoond, dat ik geen mens zou gemeen of onrein heten. |
Steph | εφη τε προς αυτους υμεις επιστασθε ως αθεμιτον εστιν ανδρι ιουδαιω κολλασθαι η προσερχεσθαι αλλοφυλω και εμοι ο θεος εδειξεν μηδενα κοινον η ακαθαρτον λεγειν ανθρωπον |
Trans. | ephē te pros autous ymeis epistasthe ōs athemiton estin andri ioudaiō kollasthai ē proserchesthai allophylō kai emoi o theos edeixen mēdena koinon ē akatharton legein anthrōpon |
En hij zeide tot hen: Gij weet, hoe het een Joodsen man ongeoorloofd is, zich te voegen of te gaan tot een vreemde; doch God heeft mij getoond, dat ik geen mens zou gemeen of onrein heten.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En hij zeide tot hen: Gij weet, hoe het een Joodsen man ongeoorloofd is, zich te voegen of te gaan tot een vreemde; doch God heeft mij getoond, dat ik geen mens zou gemeen of onrein heten.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!