SV | En als wij allen ter aarde nedergevallen waren, hoorde ik een stem, tot mij sprekende, en zeggende in de Hebreeuwse taal: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Het is u hard, tegen de prikkels de verzenen te slaan. |
Steph | παντων δε καταπεσοντων ημων εις την γην ηκουσα φωνην λαλουσαν προς με και λεγουσαν τη εβραιδι διαλεκτω σαουλ σαουλ τι με διωκεις σκληρον σοι προς κεντρα λακτιζειν |
Trans. | pantōn de katapesontōn ēmōn eis tēn gēn ēkousa phōnēn lalousan pros me kai legousan tē ebraidi dialektō saoul saoul ti me diōkeis sklēron soi pros kentra laktizein |
En als wij allen ter aarde nedergevallen waren, hoorde ik een stem, tot mij sprekende, en zeggende in de Hebreeuwse taal: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Het is u hard, tegen de prikkels de verzenen te slaan.
Dat is een rare passage, want dat heeft die stem helemaal niet gezegd. Als we even terugbladeren, lezen we immers in 9:3: Hij werd plotseling omstraald door een licht uit de hemel, viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: "Saul, Saul, waarom vervolg je mij?" Niks zinloze halsstarrigheid, niks prickels of versenen (Hoewel dit wel in 9:5 wordt genoemd, met de opmerking dat het niet in alle bronnen voorkomt [Aantekening bij de Bijbel]).
Dat die stem daar in het echt inderdaad niets over heeft gezegd, blijkt ook uit Handelingen 22:7, als Paulus aan het Sanhedrin uitlegt wat er is gebeurd: ook daar vraagt de stem alleen waarom Saul hem vervolgt. Waarom legt Paulus dan toch in 26.14, in zijn tweede toespraak (tegenover koning Agrippa en zijn echtgenote Berenike) de hemelse stem een langere opmerking in de mond?
Het probleem werd al in de Middeleeuwen gezien, en verschillende kopiisten meenden dat hun voorbeeldtekst een fout bevatte. Daarom voegden ze aan het oorspronkelijke verhaal (regel 9.3 dus) de opmerking toe die ze in 26.14 vonden, namelijk dat het Paulus hard zou vallen als hij zijn verzenen tegen de prikkels zou slaan. Een verstandige oplossing.
Maar de auteur van Handelingen wist heel goed wat hij deed. Eerst een inleidende kwestie: wat zijn die prikkels en verzenen? Het zijn wagenmennerstermen. De ezel of os voor een kar wilde nog wel eens stil gaan staan langs de weg, en daarom maakte de menner aan de voorkant van de wagen wat distels of een puntige stok vast. Als het trekdier halt hield, bewoog de kar nog even door en kreeg het beest die distels tegen zijn achterpoten (verzenen), wat hem letterlijk "prikkelde" om door te gaan.
Het is een mooi beeld. Wie zich tegen God verzet, zoals Saul, zal daarmee alleen maar zichzelf kwellen. Het is ook een heel oud beeld, dat Paulus niet zelf heeft bedacht. Hij citeert namelijk de Griekse tragediedichter Euripides, die in zijn toneelstuk De Bakchanten een koning ten tonele voert die zich verzet tegen de introductie van de cultus van de wijngod Dionysos. Een van zijn adviseurs vergelijkt hem dan met een ezel die in aanraking komt met de prikkel (Bakchanten 793-795). Paulus' citaat is dus buitengewoon geschikt, temeer daar veel mensen in de Oudheid meenden dat Dionysos en de god van de Joden dezelfde waren - niet voor niets stond er op de Joodse munten een druiventros.
In het Sanhedrin, waarin vrome Joden zaten die beslist geen Griekse toneelstukken kenden, kon Paulus zich verdedigen met een letterlijk citaat. Maar toen hij stond tegenover Agrippa en Berenike, die door-en-door vergriekst waren en het wilden weten ook, paste Paulus zijn verhaal een beetje aan. Hij zal met dit leugentje om bestwil beslist een goede indruk hebben gemaakt.
Met toestemming overgenomen Jona Lendering, 4 september 2011
reactie: Jaap-Jan Flinterman
Het stukje behoeft enige aanvulling. De uitdrukking 'de verzenen tegen de prikkel slaan' die we in Handelingen 26:14 aantreffen, komt inderdaad voor in De Bacchanten van Euripides (793-95). Maar de spreker is daar niet 'een van de adviseurs' van de koning, maar de god Dionysus zélf, op dat moment overigens nog incognito. De lezers van Handelingen met een 'heidense' (Griekse) achtergrond begrepen door het zinnetje dat Paulus ten overstaan van koning Agrippa en de Romeinse stadhouder Porcius Festus de hemelse stem in de mond legt, onmiddellijk dat hier geen mens aan het woord was geweest, dat er ook niet zomaar de een of andere hemelse stem had weerklonken, maar dat een gód Saulus/Paulus had gewaarschuwd. Het eerste zinnetje dat de hemelse stem in Handelingen 26:14 uitspreekt en dat we ook al in 9:4 en 22:7 zijn tegengekomen ("Saul, Saul, waarom vervolg je mij"), is overigens óók een toespeling, en wel op 1 Samuël 26:17-18, waar David tegen Saul zegt: "Waarom jaagt U me toch achterna, mijn heer?" De betekenis van deze toespeling laat ook weinig ruimte voor misverstand: de spreker is wezenlijk verbonden met David, zoals dat natuurlijk hoort voor de Messias, die immers geacht wordt uit het geslacht van David te stammen. Beide toespelingen vullen elkaar aan en maken aan twee verschillende doelgroepen ('Joden' en 'Grieken') de claims van de nieuwe heilsboodschap bekend door te refereren aan het religieuze verhalengoed uit beide tradities.
Jona is zo aardig geweest naar mij te verwijzen voor de herkomst van dit idee. Maar de gedachte dat in Handelingen 26 sprake was van een Euripides-toespeling is al in 1929 geopperdd door Otto Weinreich, 'Gebet und Wunder. Zwei Abhandlungen zur Religions- und Literaturgeschichte,' in: Genethliakon. Wilhelm Schmid zum 70. Geburtstag am 24. Februar 1929 = Tübinger Beiträge zur Altertumswissenschaft 5: 169-464. Weinreich wees ook op de parallellen bij Euripides voor de wonderbaarlijke ontsnappingsverhalen in Handelingen. Natuurlijk zijn de opvattingen van Weinreich in dezen ook wel op tegenspraak gestuit; zelf vind ik ze nog steeds overtuigend. De meest recente behandeling van deze materie die ik ken, is: Detlev Dormeyer, 'Bakchos in der Apostelgeschichte', in: Raban von Haehling (Hrsg.), Griechische Mythologie und frühes Christentum, Darmstadt 2005: 153-172.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En als wij allen ter aarde nedergevallen waren, hoorde ik een stem, tot mij sprekende, en zeggende in de Hebreeuwse taal: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Het is u hard, tegen de prikkels de verzenen te slaan.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!