SV | Niemand is [zo] koen, dat hij hem opwekken zou; wie is dan hij, die zich voor Mijn aangezicht stellen zou? |
WLC | לֹֽא־אַכְזָר כִּי יְעוּרֶנּוּ וּמִי הוּא לְפָנַי יִתְיַצָּֽב׃ |
Trans. | 41:2 lō’-’aḵəzār kî yə‘ûrennû ûmî hû’ ləfānay yiṯəyaṣṣāḇ: |
Niemand is [zo] koen, dat hij hem opwekken zou; wie is dan hij, die zich voor Mijn aangezicht stellen zou?
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
Niemand is [zo] koen, dat hij hem opwekken zou; wie is dan hij, die zich voor Mijn aangezicht stellen zou?
____ ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!