Aantekeningen bij de Bijbel: Johannes 10:34

Johannes 10:34

SV	Jezus antwoordde hun: Is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd, gij zijt goden?
Steph	απεκριθη αυτοις ο ιησους ουκ εστιν γεγραμμενον εν τω νομω υμων εγω ειπα θεοι εστε
Trans.	apekrithē autois o iēsous ouk estin gegrammenon en tō nomō ymōn egō eipa theoi este

Algemeen

Zie ook: Jezus Christus
Psalm 82:6

Aantekeningen

Jezus antwoordde hun: Is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd, gij zijt goden?

wet, de apostel Johannes maakt in zijn evangelie, brieven en openbaring een verschil tussen geboden en wetten (→ De geboden in Johannes en vertaalnotities).
Is er niet geschreven in uw wet, Een verwijzing naar Psalm 82:6, waarbij strikt genomen dit niet behoort tot de Mozaïsche wetgeving.
Ik heb gezegd, gij zijt goden, Psalm 82 behoorde in die periode tot de liturgische teksten die iedere dinsdag in de tempel werd gereciteerd. Jezus zal dan ook deze tekst retorisch gebruikt hebben, omdat degenen (de Joden) die hem wilden stenigen dit wekelijks reciteerden en het dus niet konden ontkennen. Omdat gewone Joden niet de autoriteit hadden om iemand te stenigen moet het een bepaalde groepering zijn geweest die wel die macht had, waarbij we kunnen denken aan Hogepriesters, Farizeeën, Sadduceeën, etc. die wel deze (geestelijke) autoriteit hadden. In Efeziers 6:12 lezen we "Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht" waaruit blijkt dat er ook andere machten of wezens zijn. Mogelijk dat in die context Jezus verwijst naar de machten die achter de geestelijke autoriteiten (Hogepriesters, Farizeeën, etc.) zaten. Dit wordt nog waarschijnlijker daar de Sadduceeën niet geloofden in engelen (Hand. 23:8) en mogelijk Psalm 82 op zichzelf lieten slaan en dat met de Joden in dit hoofdstuk hen worden bedoeld.

Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.

απεκριθη

antwoordde

αυτοις

hun

ιησους

Jezus

ουκ

G3756

er niet

εστιν

γεγραμμενον

geschreven

εν

τω

νομω

wet

υμων

εγω

ειπα

heb gezegd

θεοι

goden

εστε

G2075

gij zijt

G5748

Jezus antwoordde hun: Is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd, gij zijt goden?

In het Evangelie van Johannes wordt een onderscheid gemaakt tussen νόμος ^G3551 "wet (van Mozes)" (Joh.1:17, 45; 7:19, 23, 49, 51; 8:5, 17; 10:34; 12:34; 15:25; 18:31; 19:7) en ἐντολή ^G1785 "gebod, bevel" (Johannes 10:18; 11:57; 12:49-50; 13:34; 14:15, 21; 15:10, 12)

____

Lacune in minuscule 50, A²³² (C.R. Gregory, Textkritik des Neuen Testamentes, p. 140): Mat. 1:1-9:35; 12:3-23; 17:12-24; 25:20-32; Joh. 5:18-21:25.
Lacune in minuscule 174, ε 109 (C.R. Gregory, Textkritik des Neuen Testamentes, p. 162): Mat. 1:1-21; Joh. 1:1-27; 8:47-21:25;
Lacune in minuscule 176, ε 301 (C.R. Gregory, Textkritik des Neuen Testamentes, p. 163): Mat. 1:1-10:13; Joh. 2:1-21:25;
Lacune in minuscule 236, ε 358 (C.R. Gregory, Textkritik des Neuen Testamentes, p. 170): Joh. 9:29-21:25;
Lacune in minuscule 372, ε 600 (C.R. Gregory, Textkritik des Neuen Testamentes, p. 183-184): Joh. 3:1-21:25;
Lacune in minuscule 435, ε 1031 (C.R. Gregory, Textkritik des Neuen Testamentes, p. 190): Mat. 1:20-2:13; 22:4-19; Joh. 10:14-21:25;

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!