SV | Toen zeide ik tot hen: Gijlieden ziet de ellende, waarin wij zijn, dat Jeruzalem woest is, en haar poorten met vuur verbrand zijn; komt, en laat ons Jeruzalems muur opbouwen; opdat wij niet meer een versmaadheid zijn. |
WLC | וָאֹומַ֣ר אֲלֵהֶ֗ם אַתֶּ֤ם רֹאִים֙ הָרָעָה֙ אֲשֶׁ֣ר אֲנַ֣חְנוּ בָ֔הּ אֲשֶׁ֤ר יְרוּשָׁלִַ֙ם֙ חֲרֵבָ֔ה וּשְׁעָרֶ֖יהָ נִצְּת֣וּ בָאֵ֑שׁ לְכ֗וּ וְנִבְנֶה֙ אֶת־חֹומַ֣ת יְרוּשָׁלִַ֔ם וְלֹא־נִהְיֶ֥ה עֹ֖וד חֶרְפָּֽה׃ |
Trans. | wā’wōmar ’ălēhem ’atem rō’îm hārā‘â ’ăšer ’ănaḥənû ḇāh ’ăšer yərûšālaim ḥărēḇâ ûšə‘āreyhā niṣṣəṯû ḇā’ēš ləḵû wəniḇəneh ’eṯ-ḥwōmaṯ yərûšālaim wəlō’-nihəyeh ‘wōḏ ḥerəpâ: |
Toen zeide ik tot hen: Gijlieden ziet de ellende, waarin wij zijn, dat Jeruzalem woest is, en haar poorten met vuur verbrand zijn; komt, en laat ons Jeruzalems muur opbouwen; opdat wij niet meer een versmaadheid zijn.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen zeide ik tot hen: Gijlieden ziet de ellende, waarin wij zijn, dat Jeruzalem woest is, en haar poorten met vuur verbrand zijn; komt, en laat ons Jeruzalems muur opbouwen; opdat wij niet meer een versmaadheid zijn.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!