SV | En Gij hebt hun brood uit den hemel gegeven voor hun honger, en hun water uit de steenrots voortgebracht voor hun dorst; en Gij hebt tot hen gezegd, dat zij zouden ingaan om te erven het land, waarover Gij Uw hand ophieft, dat Gij het hun zoudt geven. |
WLC | וְ֠לֶחֶם מִשָּׁמַ֜יִם נָתַ֤תָּה לָהֶם֙ לִרְעָבָ֔ם וּמַ֗יִם מִסֶּ֛לַע הֹוצֵ֥אתָ לָהֶ֖ם לִצְמָאָ֑ם וַתֹּ֣אמֶר לָהֶ֗ם לָבֹוא֙ לָרֶ֣שֶׁת אֶת־הָאָ֔רֶץ אֲשֶׁר־נָשָׂ֥אתָ אֶת־יָדְךָ֖ לָתֵ֥ת לָהֶֽם׃ |
Trans. | wəleḥem miššāmayim nāṯatâ lâem lirə‘āḇām ûmayim missela‘ hwōṣē’ṯā lâem liṣəmā’ām watō’mer lâem lāḇwō’ lārešeṯ ’eṯ-hā’āreṣ ’ăšer-nāśā’ṯā ’eṯ-yāḏəḵā lāṯēṯ lâem: |
En Gij hebt hun brood uit den hemel gegeven voor hun honger, en hun water uit de steenrots voortgebracht voor hun dorst; en Gij hebt tot hen gezegd, dat zij zouden ingaan om te erven het land, waarover Gij Uw hand ophieft, dat Gij het hun zoudt geven.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En Gij hebt hun brood uit den hemel gegeven voor hun honger, en hun water uit de steenrots voortgebracht voor hun dorst; en Gij hebt tot hen gezegd, dat zij zouden ingaan om te erven het land, waarover Gij Uw hand ophieft, dat Gij het hun zoudt geven.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!