SV | Voor den opperzangmeester, [een psalm] van David, de knecht des HEEREN, die de woorden dezes lieds tot den HEERE gesproken heeft, ten dage, als hem de HEERE gered had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul. |
WLC | לַמְנַצֵּ֤חַ ׀ לְעֶ֥בֶד יְהוָ֗ה לְדָ֫וִ֥ד אֲשֶׁ֤ר דִּבֶּ֨ר ׀ לַיהוָ֗ה אֶת־דִּ֭בְרֵי הַשִּׁירָ֣ה הַזֹּ֑את בְּיֹ֤ום הִֽצִּיל־יְהוָ֘ה אֹותֹ֥ו מִכַּ֥ף כָּל־אֹ֝יְבָ֗יו וּמִיַּ֥ד שָׁאֽוּל׃ |
Trans. | lamənaṣṣēḥa lə‘eḇeḏ JHWH ləḏāwiḏ ’ăšer diber laJHWH ’eṯ-diḇərê haššîrâ hazzō’ṯ bəywōm hiṣṣîl-JHWH ’wōṯwō mikaf kāl-’ōyəḇāyw ûmîyaḏ šā’ûl: |
1 | P | van David (vs. 1) | |
2-4 | A | De HEERE is mijn rots en mijn burcht en mijn Bevrijder, mijn God, mijn rots, tot Wie ik de toevlucht neem, mijn schild en de hoorn van mijn heil, mijn veilige vesting (vs. 3) | צ֭וּרִי |
5-20 | B | Hij redde mij van mijn sterke vijand … omdat zij machtiger waren dan ik (vs. 18) | |
21-24 | C | De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid; Hij gaf mij loon naar de reinheid van mijn handen (vs. 21) | כְּצִדְקִ֑י |
25-28 | C’ | Daarom gaf de HEERE mij naar mijn gerechtigheid, naar de reinheid van mijn handen vóór Zijn ogen (vs. 25) | כְצִדְקִ֑י |
29-46 | B’ | Ik vervolgde mijn vijanden … totdat ik hen vernietigd had (vs. 38) | |
47-51 | A’ | De HEERE leeft, en geloofd zij mijn rots, geroemd zij de God van mijn heil! (vs. 47) | צוּרִ֑י |
Voor den opperzangmeester, [een psalm] van David, de knecht des HEEREN, die de woorden dezes lieds tot den HEERE gesproken heeft, ten dage, als hem de HEERE gered had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Voor den opperzangmeester, [een psalm] van David, de knecht des HEEREN, die de woorden dezes lieds tot den HEERE gesproken heeft, ten dage, als hem de HEERE gered had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul.
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!