AB | Zoals een hert smacht naar de waterstromen, zo smacht mijn ziel tot U, o God! |
SV | Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God! |
WLC | כְּאַיָּ֗ל תַּעֲרֹ֥ג עַל־אֲפִֽיקֵי־מָ֑יִם כֵּ֤ן נַפְשִׁ֨י תַעֲרֹ֖ג אֵלֶ֣יךָ אֱלֹהִֽים׃ |
Trans. | kə’ayyāl ta‘ărōḡ ‘al-’ăfîqê-māyim kēn nafəšî ṯa‘ărōḡ ’ēleyḵā ’ĕlōhîm: |
2a | Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen, |
2b | zo schreeuwt mijn ziel tot U, |
2c | o God! |
3a | Mijn ziel dorst naar God, |
3b | naar de levende God. |
’t Hijgend hert, de jagt ontkomen,
Schreeuwt niet sterker naar ’t genot
Van de frissche waterstroomen,
Dan mijn ziel verlangt naar God.
Ja, mijn ziel dorst naar den Heer:
God des levens, ach! wanneer
Zal ik naadren voor uw oogen,
In uw huis uw’ naam verhoogen?
Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!